Wie maakt me los van de arbeidsmarkt

Opblaasbal


Verhaal door René van DensenEr zit geen wending meer in mijn weken. Weekend bestaat niet meer. Heel lang heb ik gepoogd een weekpatroon vol te houden. Zelfverlakkerij, uiteraard. Als de dag geen reden heeft om een dinsdag te zijn, is het gewoon een dag. Een in een lange, schuifelende rij. Ik probeer nog steeds sommige dagen een eigen betekenis toe te kennen, zoals de dagen dat ik bij de Opperpater thuis, in Club P., mag langskomen. Maar zelfs die roepen eerder een ‘oh ja, dat is vandaag’ besef op wanneer het kalmpjes richting te laat kabbelt. De tijd is een uitdijende zee van onbenutte potentie. Ik ben een opblaasbal.

Mijn huid staat nog strak. Dat wel. Ik zie er zelfs, naar het schijnt, best goed uit. Voor een plastic opblaasbal dan toch. Je moet ervan houden, van zo’n opblaasbal, maar als je er toevallig van houdt, schijn ik best een goeie te zijn. Dat is me tenminste door opblaasblalliefhebbers verteld. Of die er eigenbelang bij hadden om te jokken of te overdrijven, betwijfel ik. Er valt niet veel te winnen aan een opblaasbal. Het oogt leuk hoor, maar als je uiteindelijk de bestanddelen optelt, heb je vooral veel lucht en een slap velletje plastic over. Ja, je kunt er leuk mee spelen. En het roept wellicht een koddig gevoel op. De aanblik van zo’n opblaasbal. Wellicht is het de goedheid. De nobele inborst van de liefhebbers. Zalvende woorden voor de lieve opblaasbal, die kwetsbaar onder de zon rondrolt en voortstuitert.

Je kunt er niet mee naar de winkel. En in praktisch opzicht heb je er ook niet veel aan. Ja, er is één heel helder voordeel: met de lucht eruit neemt hij vrijwel geen plek in. Zo’n bal. En blaas je hem wél weer vol trots, dan is er een veelvoud aan spellen die je ermee kunt spelen. Om de tijd te doden. Oneindige mogelijkheden ter berstrijding van die uitdijende zee. Oceaan. Oceuit. Oceaan. Oceuit. Ik voel de zon onder mijn vel. Het is dus dag. Ik weet niet zeker welke dag, maar het is er een. Dat is toch iets. Mijn inborst zet alweer uit. Oceaan, oceuit.

1 Nieuw

Verhaal door René van Densen“U hebt één nieuw bericht.” Als ik wakker word, is dat het eerste dat ik zie. Het is te vroeg voor nieuwe berichten. Eerst maar één nieuwe koffie. Ik sleep me naar mijn stoel, zet de waterkoker aan en klap de laptop open. Ook daar: 1 nieuwe e-mail. 1 nieuw privé-bericht. 1 nieuw bericht, overal waar ik klik. Ik besluit vandaag berichtenloos te blijven en klap de computer weer dicht.

Aangezien het prachtig weer is, besluit ik tot een ochtendwandeling. Ik loop de trap af. Bij de voordeur ligt een briefje. Ik grom. Rot op met je berichten ! Ik stap er geïrriteerd overheen en loop de buitenlucht in. In de zon geniet ik. Nergens denk ik meer aan. Zeker niet aan al die berichten. Ze zijn waarschijnlijk van mensen waar ik op moet wáchten als ik iets van hen nodig heb, maar die nu kwaad zullen zijn omdat ik hén negeer. Zo gaan die dingen. Zo zijn ze wel, die berichtmensen. Ik moet oppassen dat ik er geen tegen het lijf loop. Dan beginnen ze uiteraard meteen van ‘heb je mijn bericht al gelezen’ of wat voor onzin ook.

Zo loop ik al snel niet ontspannen meer rond. De kans dat er berichtmensen achter elke hoek verscholen kunnen zitten, haalt alle vrolijkheid uit mijn tred. Verdomme, denk ik. En draai me om. Thuis lees ik al die berichten dan maar. Als het per se zo dringend is. Één bericht is van een vreemde die me iets wil verkopen. Één bericht is een mopje. En één bericht is van iemand dat ik later vandaag nog een bericht kan verwachten. Ik zucht en leun achterover in mijn stoel. Daar gaat mijn dag. Opgeofferd aan de berichtmensen. De zon schijnt onverstoorbaar verder.

Luchtballon


Verhaal door René van DensenEr zijn van die dagen dat je als een luchtballon door het blauwwit zou willen dobberen. Alles liever dan wachten tot andere mensen de dingen die ze afspreken, nakomen. Jij bent er. Zoals afgesproken. De telefoon ligt binnen handbereik. En ook dat ene pakketje mag vandaag best afgeleverd worden. Maar er gebeurt mooi niks. En je hebt ook nog andere afspraken met jezelf na te komen, dus dat kan je best sjacherijnig stemmen. Dan is het prachtig als je naar dat blauwwit staart en denkt: was ik maar gewoon een ballon.

Die dromerige bui is snel voorbij als ik kokende koffie op mijn borstkas mors. Dat doen luchtballonnen immers niet. Ik kijk weer naar mijn scherm. De teksten moeten echt af. Ik heb vrijwel compleet wat ik aanstaande zaterdag voor live publiek ga doen. Ik ga uit van een kwartier. Dan krijg ik een mail. Ik ben één van twee dichters die avond. Dat is opvallend weinig. Ik kijk naar het schema. Ik en de andere dichter hebben samen een uur. Het zweet breekt me uit. Dit was zo niet afgesproken. Ik heb nog nooit een half uur moeten vullen. En weer, weer schiet kalmerend onmiddellijk door mijn kop: was ik maar een luchtballon.

Mijmerend dobber ik. Door warm en koud blauw. Met comfortabele warme lucht in mij geblazen. Er bungelt een mandje onder me, maar dat mag. Voor de rest hoef ik niet veel te doen. Door mijn pure zijn zweef ik. Ik kan stijgen en dalen, maar de mensen in het mandje beheersen dat. Ik hoef zelf niks te doen. Enkel warm van binnen te zijn. En te zweven.

Borstel


Verhaal door René van DensenOf anderen ze ook hebben, durf ik niet te zeggen. Ik heb ze, zoveel weet ik. De ochtenden dat ik mijn borstel zoek en niet zie. Hij moet liggen waar hij ligt. Maar er ligt chaos in de weg. De chaos kalmeert me op andere ochtenden, maar vandaag ligt ze er vervelend bij. Het zal er veel mee te maken hebben dat ik de borstel nodig heb. Ik moet me presentabel maken. Daar is de borstel op dit moment zo ongeveer onmisbaar bij. Mijn haar besluit namelijk net deze ochtend met een ‘creatieve’ uitstraling te starten. Met andere woorden: het is een chaos op mijn kop, in alle windrichtingen. En aangezien ik al pakweg een jaar geen kapper meer bezocht heb, is het bereik van de chaos groot. Dit zou niet erg zijn als ik nu een dichtvoordracht had. Lekker gek. Maar ik moet mijn Serieuze Arbeidsmarkt Talenten etaleren teneinde mijn schrijnend gebrek aan cashflow in zijn galop te storen. Ik eet ook komende maand nog graag wat brood.

Wel was het verrukkelijk om me een paar weken volledig op mijn schrijven en mijn boeken te storten. Maar nu moet er gepresenteerd worden, en dus geborsteld. De borstel is nergens te zien. Ik zet het even van me af. In mijn huis liggen, her en der, drie borstels. Vier, als ik bereid ben die van de kat te gebruiken. Een noodoplossing. Borstel één, mijn favoriet, heeft zich verstopt. C’est ça. Pal naast de plek waar die zou moeten liggen, ligt borstel twee. Zie je wel. Kalm blijven. Je bent, in al je chaos, op alles voorbereid. Het helpt ook niet dat ik me al maanden, en dan bedoel ik een fors aantal maanden, niet heb hoeven presenteren. Ik heb overleefd, min of meer, en ingeteerd, en heel veel dobbers in de vijvers gegooid. Eindelijk beet. Althans, er is aan de dobber getrokken. Ik poets mijn tanden en schrik bij het spugen. Zoveel koffie. Ik was vroeg op. Enorm slaperig. Ik wil niet terugtellen hoeveel koffie ik al gedronken heb deze vroege ochtend.

Overhemd. Dát jasje. Nee, toch dát. Kijken. Toch de eerste maar. Schoenen. Niet die. Die wel. Ik pak ze uit de kast en steek mijn voet erin. Duizenden prikkende naaldjes. Mijn borstel blijkt in mijn schoen te zitten. Even verdenk ik de kat van deze idiote actie. En dan weet ik het weer. Ik besloot gisteren dat ik niet mocht vergeten mijn haar te borstelen voor vertrek. Logischerwijs zou ik bij deze schoenen aankomen, vroeg of laat, en daar was mijn borstel. Ik grinnik. Ik kan niet verliezen met zo’n voorbereiding. Natuurlijk kan ik altijd verliezen, maar aan mij zal het niet liggen. Ik ben weer presentabel. Teder kus ik de chaos op mijn bureau. Zij zal op mij wachten. Vanavond stort ik me terug in de eigen waanzin. Bij het verlaten van het huis besef ik me plots dat ik mijn haar nog niet geborsteld heb.

Bad hair day ?

  • Ach meid, dat heb ik zo vaak. (100%, 2 Votes)
  • Ga er gewoon met de tondeuse over, aansteller. (0%, 0 Votes)

Total Voters: 2

Aan het laden ... Aan het laden ...

Schroefje

Verhaal door René van DensenIk ben een schroefje. Met vuur en kracht ben ik in deze vorm geperst. Ik heb een nuttige schroefdraad. Een tijdje dien ik een doel. Onvermijdelijk slijt ik eens. En dan moet er een ander schroefje komen. Mijn nut zit er dan op. Het is nog niet zover, maar die tijd komt. Ik kan breken. Mijn kop kan gaardraaien. Ik kan losslijten. Mijn schroefdraad, hoewel sterk, is niet onverwoestbaar. Ik zit nu nog krachtig op mijn plaats en dien mijn doel. Maar niets duurt voorgoed. Ik heb het al gezien bij andere schroeven in mijn buurt.

Wat gebeurt er met de gebroken schroeven ? Waar gaan de nuttelozen heen ? Ik weet het niet. In feite heeft het op dit moment geen zin voor mij om dat wel te weten. Het heeft geen invloed op mijn taak en functie. En waarschijnlijk is het iets waar ik me niet op kan voorbereiden. Ik ben een schroef, ik schroef. Wanneer ik geen schroef meer ben, ben ik iets anders. Of er dan nog een ander nut voor me in het verschiet ligt, dat weet ik niet. Ik kan er niet nu al voor omgeschoold worden. Ik dien nu dit doel. Je kunt jezelf niet half breken. Toch knaagt de vraag. Waar gaan ze heen, de nietmeerschroeven ?

Misschien worden ze opgelapt. Of gesmolten en weer tot een nieuwe schroef gegoten. Of een spijker. Of een scharnier. Een deurklink. Ik weet niet of ik in deze reïncarnaties geloof. Het is zo moeilijk in te beelden. Ik ben nu gewoon deze schroef. Déze, die ik ben. Er is wat ik ben, en er is wat ik niet ben. Wat ik niet ben, is buiten me. Ook wat ik nog kan worden, of ben geweest, is buiten me. Heel de dag schroef ik. Maar je blijft toch het gevoel houden, dat er meer in het leven is dan simpelweg een schroefje zijn. Of is dit echt alles ?

Geen maandag

Plotseling is er geen maandag. Althans, plotseling: dat klinkt iets teveel alsof dit plotmatig plaatsvindt. Het is meer deus ex machina onverwacht. Althans, deus ex: ook dat is teveel eer. Het is meer alsof iemand even vergeten is waar de maandagen opgeborgen zijn, of even deze dag vergeten is in de rij van komende dagen te plaatsen. Gewoonweg bam, geen maandag. Een rommelig begin van de week, al met al. Je zou hier toch een maandag verwachten, maar ho maar. In geen velden of wegen is er een maandag te bekennen.

Eerst wat bevreemd, maar daarna vrolijk, nemen de mensen dit voor kennisgeving aan. Hoera, geen maandag ! Er is aanvankelijk een feestvreugde in de straten. Slingers, confetti, zelfs vuurwerk. De politie weet niet of ze daar iets aan moeten doen, aangezien deze ontbrekende dag geen houvast aan hun juristrictie geeft. Uiteindelijk steken ze zelf maar wat vuurwerk mee af, om in ieder geval wat aan veiligheid te doen. Ook van, eh, daag, is zij uw beste vriend. Bekeuringen blijven ook even uit: geen man of vrouw in het blauw weet wat te schrijven bij de datum. Al snel staan de straten volgeparkeerd, maar dat maakt toch niemand uit. Het is volledig onduidelijk of iemand moet werken of niet. Iedereen zit met biertjes op schoot in de zon.

Maar dan begint de onzekerheid te knagen. Komt er wel een dinsdag ? Is de week gestart ? Krijgt men wel betaald ? En wie bevoorraadt het bier dat we opdrinken ? Van paniek beginnen mensen door elkaar heen te schreeuwen. De politie zwaait met gillende keukenmeiden en vuurpijlen maar krijgt de boel niet geluwd. Al snel vormt zich een meute. De protestborden steken zich razendvlug boven de menigte uit. Men eist hun maandag terug ! In grote stoet trekt men naar elk regeringsgebouw. Maandag, maandag, maandag, scanderen ze ! De overheidsmensen zweten het uit. Hoe herstellen we de maandag ? Enkele geleerden dienen zich aan en weten met een geheim apparaat de status quo te herstellen. Plotseling is er weer een maandag. Opgelucht leest iedereen dit verhaaltje. Lacherig wordt het onderling doorgestuurd: stel nou, dat er geen maandag was ! Pas rond middernacht wordt men weer voorzichtig. Wat nou als er geen dinsdag komt ?

Toets

Verhaal door René van DensenIn mijn droom sjok ik door de gangen. Alles lijkt kleiner dan toen ik hier eerst was. Wat ik hier kom doen, weet ik niet goed. De conciërge groet me. Hij zegt dat hij met een boek bezig is. Ik groet terug en zeg dat hij na al die decennia vast veel te vertellen heeft. Eindelijk ben ik bij het klaslokaal. De leraar geeft me een mapje en een afstandsbediening. Daarna verlaat hij het lokaal. Ik ga maar aan een tafeltje zitten, die herinner ik me nog van mijn schooltijd. Ik sla het mapje open. Een gelijnd, leeg papier, waar ik datum en naam en nog wat dingen op kan invullen. Verder niks. Het ziet eruit als het antwoordvel van een toets. Jamaarho, ik kwam hier toch voor les ? Verbaasd kijk ik om me heen, maar geen schoolbord, niks. Enkel die afstandsbediening. Ik druk op een knop en in een muur schiet er plots beeld aan. Een stem én een reeks woorden leggen uit dat ik op het papier telkens twee dingen moet invullen op basis van de toets: een woord en een soort definitie of omschrijving.

Zonder te wachten start de toets. Haastig zoek ik een pen in mijn binnenzak. Het beeld toont zo te zien fragmenten uit films of muziekclips. Ik ken er niks van. Verdwaasd kijk ik naar het papier. Ik vul maar wat in, en zelfs dan nog laat ik de helft van het papier leeg. Dit gaat niet echt lekker. Ik dacht deze lessen even te volgen om het een en ander op te frissen, maar de wereld is volledig veranderd. Ik voel me heel dom. Tijdens de toets krab ik meermalen op mijn achterhoofd. De video is uiteindelijk afgelopen en ik krijg de vraag of ik die marteling nog een keer door wil zitten. Nee dank je, klik ik het beeld uit. Verschrikkelijk, wat een afgang dit. Met schroom in de poten zoek ik de leraar op om het vel papier aan te geven. Hij hmm-hmt wat terwijl hij vooral naar alle lege antwoorden kijkt. Hij draait het vel om en fronst. Hmm-hm. Ik dremmel wat.

Hij zegt dat er heus nog wel hoop voor me is. Maar er is veel werk te doen. Gelukkig heeft hij net een boek uitgebracht over precies mijn soort gevallen. Hij blijkt een expert op het gebied. Met intensieve begeleiding word ik uiteindelijk wel weer een relatief waardevol mens, verzekert hij me. Ik voel me niet enorm opgelucht en vraag me af waarom ik deze lessen wilde volgen. Moest ik soms, van iets of iemand ? Hij slaat me amicaal op mijn schouder en zegt dat we morgen gaan beginnen. Hij heeft het weliswaar druk, maar voor mij maakt hij wel wat tijd in zijn schema. Hij is bezig met een nieuw boek, moet ik weten. Zijn wenkbrauwen trekken er een heel geheimzinnige blik bij. Ik vraag me af wie er in deze droom niét met een nieuw boek bezig is, behalve ik dan.

Eenmaal andermaal en hoe alles verdwijnt


Voor een hoop dingen in deze wereld ben ik eigenlijk niet helemaal goed in elkaar gestoken. Zo begrijp ik heel veel niet, door mijn onhebbelijke eigenschap ze niet klakkeloos aan te nemen. Over andere zaken wil ik dan weer niet nadenken omdat ze me domweg niet interesseren. Als ik niet kan werken, vreet de frustratie aan me, maar feitelijk vind ik alle arbeid vreselijk. En praat me niet van de vele systemen die andere mensen accepteren als hoe het nu eenmaal werkt. Ja, eenmaal andermaal, denk ik dan. Verkocht.

Als ze me nu aan het begin gewoon gezegd hadden dat alles verdwijnt, verrot en verzuurt. Elke dag iets meer. Met af en toe een dag dat het meevalt. Of dat iets even je gedachten verzet. Dan was ik voorbereid. Misschien wilden ze dat een teer kinderzieltje niet aandoen. Alsof je ziel als volwassene minder teer wordt. Wat een onzin. Eenmaal, andermaal verdomme ! Daarom ga ik met een houten hamer op de stoep zitten. Het is hoog tijd voor de afrekening. Ik sla. Eenmaal. Poef, daar verdwijnt een toevallige voorbijganger met een hond aan zijn riem. Ik sla. Andermaal. Poef, daar verdwijnt een vaalrood rijtjeshuis met versgemaaid gras.

Ik hamer door. Eenmaal, bam. Weg hypotheekaftrek. Andermaal, knal. Weg wegenbelasting. Eenmaal, pats. De gepatenteerde groente- en fruitzaden de wereld uit. Andermaal, kablam. Alle social media marketing gurus poefweg. Eenmaal, hatseflats knallerdeboem. Andermaal, hopperdekrak. Mijn hamer breekt. Maar de verdwijning is op gang gekomen en zet goed door. Er valt niks meer aan te stoppen. Alles vervaagt. Er resteert enkel wit, en ik. Ik groet het wit. Het wit groet terug. Het ziet er schoon en opgelucht uit. Na alle groezel die er was.

Goede moed


Verhaal door René van DensenOmdat er verder niets meer aan mij te plukken valt, besluit de regering mijn goede moed extra te belasten. Elke dag dat ik goede moed erin houd, is het weer kassa. Ze vinden altijd iets. Het is de goede moed die me door de week heensleept, maar dat kan zo’n regering niet schelen. Als ze het netjes betalen van belasting zouden kunnen belasten, zouden ze het nog doen. Licht morrend betaal ik dan ook braaf. Ironisch genoeg kan ik de rotbuien die ik voel tijdens deze belastingpuzzel, dan wel weer aftrekken. Het doel zal wel het nivelleren van de ellendigheidsbeleving onder de burgers zijn. Iedereen moet immers participeren in het zuur, en zonder hoop op zoet. Het komt nooit meer zoet. Dat weet u ook best.

Mijn solidariteitsgevoel is groot. Ik zie het gewoon anders. In plaats van dat ik mee moet miezeren, deel ik mijn goede moed graag met een ander. Dus doe ik mijn best om te stralen op straat. Naar alle voorbijgangers toe. Heel effectief blijkt dat evenwel niet. Mensen kijken me vooral meewarig aan. Gebukt gaand onder oranjehysterie, crisisleugens en het gewicht van zonneschijn. Het is natuurlijk allemaal ook heel zwaar. Toch geef ik niet op. Ik straal en straal. Als ik genoeg straal, gaan anderen vanzelf meestralen. Het kan nu elke dag gebeuren.

Voor mijn belastingen hou ik bij hoeveel goede moed ik zoal in een week heb. Het wordt elke dag meer. Dat betekent wel steeds meer betalen, maar dat is dan maar zo. Op het werk klap ik enthousiast in mijn handen als het nóg drukker blijkt dan de dag ervoor. Ik roep: “Party, party !” en lach. De mensen kijken steeds zwarter, al kan dat ook verhoudingsgewijs zijn: misschien kijk ik steeds zonniger. Superzonnig zie ik ze niet aankomen, achter mijn rug. Ik had ook niet meer goede moed moeten hebben dan bij mijn stand hoort. Eigen schuld.

Doosjes


Verhaal door René van DensenIk werk de ganse dag met doosjes. Ik stapel ze op. Dan moet ik de doosjes verplaatsen. Iemand anders stapelt ze dan weer af. Vervolgens stapelt weer iemand anders ze weer op. Zelf stapel ik de doosjes ook weer van andere stapels af. We houden elkaar zo de hele dag goed bezig. Overal in het pand vind je dan ook doosjes. Opgestapeld en afgestapeld. Je krijgt er sterke armen van, al hebben veel medewerkers ook inmiddels een tennisarm. Ik vooralsnog niet. Dus stapel ik lustig -op en -af. Ik wil ook een tennisarm. Zonder ooit één keer getennist te hebben.

Af en toe mag ik de doosjes rondrijden. Op een elektronisch karretje. De doosjes kirren dan van plezier. Hun flappen wapperen in de wind. Ik rijd altijd wat extra rondjes. Expres. Meer plezier voor de doosjes. De rest van de tijd worden die alleen maar op- en af-. Zelf zou ik er tureluurs van worden. De doosjes blijven er enorm laconiek onder. Zo te zien vinden ze het wel best, dat gestapel. Wellicht weten ze niet beter. Als je heel je leven enkel maar gestapeld wordt, en heel af en toe rondgereden, dan begrijp ik dat je niet naar meer verlangt.

Aan het eind van de dag snijden we alle dozen kapot. Dat was ik nog vergeten te zeggen. Met messen. Alles gaat eraan. Geen doos wordt gespaard. Alle medewerkers keuvelen gezellig wat terwijl ze met hun messen de dozen fileren. De dozen gillen het uit. Het gebeurt allemaal zonder verdoving. De eerste dagen had ik er enorm moeite mee. Maar inmiddels snijdt ook mijn mes fluks door het kartonnenvlees. De schreeuwen deren me niet meer. Wel merk ik de laatste nachten dat ik in mijn kop de dozen mee naar huis neem. Mijn slaapkamer staat inmiddels vol met ingebeelde dozen. Langs alle wanden staan ze opgestapeld en de stapels komen steeds dichter bij het bed. Sinds gisteren slaap ik op de bank. Kijken hoe lang dat goed gaat.