Wie maakt me los van de arbeidsmarkt

Lettergroothandel


Verhaal door René van DensenWegens het overweldigend succes van mijn internetverhaaltjes vind ik een aanbod. Zomaar, in mijn inbox. Van mijn e-mail. Van een grote landelijke lettergroothandel. Het alfabetwarenhuis stelt een samenwerking voor. Want wat zijn verhaaltjes nu zonder letters, stellen ze ludiek en vriendelijk in de elektronische brief. In eerste instantie moet ik het daar natuurlijk mee eens zijn.

Maar zoals altijd is de realiteit weer anders. Het blijkt dat ik, doelgroeptechnisch, vooral goed pas bij de letters J, Q, V, X en Y. Dus of ik vooral die letters in mijn woorden wil gebruiken. Dat is goed voor hun omzet, bewejren ze. Iq twyfel aanvankelyjx even. Enjerzijdq mqet de kachxel natuurlyk vel brqnden. Qnderzijdx, tjq, hey getujgt njet van qrote jntegryteit qm zomaav je zyel ye grabbej ye qooien.

Jk laat verder jn xet mjdden vat ix vqqr besljssinq qenomev xeb. Sommjqe djnqen hov je jmmerx prjvé.

Vroeg


Verhaal door René van DensenHet is zo’n dag waar niets echt speciaal aan is: het is gewoon vroég. Voor de rest is het eigenlijk voornamelijk een herhaling van vroegere zetten, in een iets andere volgorde. Althans, dat verwacht ik er zelf van. Is het cynisme of ben ik nu eindelijk volwassen ? Goed dat er koffie is.

Ik schuifel me wat door het gezelschap heen. Studenten, vooral. Stil prijs ik me gelukkig dat ik geen student ben. Je betaalt je blauw, houdt bijna geen tijd over voor leuke zaken en vier jaar lang vul je je kop met zaken waar je later van achter moet komen dat die goeddeels zinloos waren. Ondertussen zoek je je suf naar ‘flexibele’ banen als waar deze bijeenkost over gaat.

Ik kan gewoon full-time werken. Alleen valt dat werk zo moeilijk te vinden. Ik sip wat van de koffie. Uit solidariteit met de studenten zou ik gewoon weg moeten lopen. Ik ben tenslotte zelf ook even student geweest en weet nog hoe taai het leven toen was. Hoé je het allemaal moest redden: je had geen flauw idee. Ik loste het op door te stoppen met studeren: geen boetes, geen zorgen over latere schulden, en ik was ineens full-time beschikbaar voor werk.

Ik loop het kantoor echter niet uit. Elke káns op werk is er een meer dan ik dit jaar voorhanden had. Tientallen ogen branden in mijn rug. Wat doet die ouwe zak met zijn baard hier, hoor ik ze denken. Stilletjes hoop ik dat niemand van hen in de toekomst mijn baas zal worden. Het bekertje koffie is leeg. Ook dat nog.

Verloren dag


Verhaal door René van DensenMijn terrastafelgenoot denkt even na. “Ik noem het dan wel vakantie,” zegt hij, zijn woorden zorgvuldig wegend, “maar in feite heb ik die tijd ook niet verspild of zo.” Vervolgens weidt hij honderduit over cursussen die hij gevolgd heeft, boeken die hij gelezen heeft, onderwerpen waar hij zich gigantisch in verdiept heeft. En ik luister, en bedenk me dat ik met mijn ‘vakantie’ eigenlijk helemaal niet zoveel gedaan heb.

Ik heb mijn poes geaaid, korte onzinverhaaltjes geschreven, heel veel gesolliciteerd. Met vrienden bier gedronken. Een aantal weken lang dronk ik heel veel melk. Maar écht heel veel melk. Het was amper aan te slepen. Mijn tafelgenoot praat over maatschappelijk super relevante colleges die hij gevolgd heeft. Ik heb maanden naar de visjes in mijn vijver staan te kijken. Dat deed ik met mijn tijd.

Met dat confronterende inzicht besluit ik nóg een biertje te nemen. Even later spreek ik een vriend, die op zijn beurt weer een nieuwe CD heeft uitgebracht. “Dit is mijn beste werk,” stelt hij. Opnieuw ga ik ondertussen bij mezelf te rade: ik breng een jaar lang vooral oúd werk uit. Bier !

Zo gaat het een tijdje door tot ik het slechte gevoel over mezelf kwijt ben. Maar ook de hele dag, ineens. De rest van de avond is uit mijn vingers geglipt en ook de eerste helft van vandaag is ergens verloren. In totaal is het bijna een verloren dag, maar net niet. Gelukkig, want verloren dagen heb ik al genoeg.

Ik sta op en scheur een blaadje van de weekkalender. Zo. Dit is alvast geen verloren dag.

Sprieten


Verhaal door René van DensenDe ochtenden zijn het ergst. Vanuit een vredige droom word je gewekt door een dwars miauwende poes die iets wil. Wát, is niet eens direct helder. Ze duwt haar neus -boenk- in je gezicht en miauwt nog eens. Dan maakt ze een gravende beweging waar je deken en je lijf bijeen komen.

Je tilt de deken op om te zien of ze erbij wil kruipen. Dat was het. Eventjes toch. Ze gaat spinnend tegen je aan liggen maar is binnen een halve minuut weer weg. En dan weer terug. Natuurlijk is dit de dagelijkse dans: ze wil naar buiten. Maar je bent nog niet klaar voor buiten. Je zit nog binnen. Heel erg binnen. Met een wild uitwaaierende bos sprieten op je bol.

Voorzichtig tasten mijn sprietharen de werkelijkheid af. Verdomme. Zo hapklaar als alle waanzin in mijn droom was, zo stormachtig raast de werkelijkheid binnen. Niks aan te doen.

Ik kan wel koppig terug onder de deken kruipen. Dat wel. Maar mijn sprieten steken nog altijd uit. En daar zit nu, spinnend, ook nog een kattetong overheen te trekken. Verdomme. Wanhopig probeer ik naar mijn droom terug te keren.

Wat was hij ook alweer ? Het glipt door mijn vingers. Iets met een vliegtuigterminal. Ik was er verkeerd uitgelopen. Niet naar het vliegtuig, maar terug naar buiten. En kreeg toen de weg niet teruggevonden. Proberen je zoveel mogelijk te herinneren, nu.

Langzaam zak ik een beetje terug weg. En daar gaan we weer – boenk, een katteneus. Luid spinnend en miauwend. Niet akkoord. Niks slapen. Aandacht. Voer. Buitenlucht. Haar sprieten zijn er klaar voor, voor die werkelijkheid. Slapen kan altijd nog. Vindt het dier dat zestien uur per dag ligt te maffen.

Zucht. Bedrand. Pantoffels. Sjokken. Sprieten in de frisse ochtendlucht. Ik zal ze zo maar eens kammen.

Genoeg aan hier


Verhaal door René van DensenDat het een droom is, dat heb ik ook wel door, dat hoeft u me niet te vertellen. Ik zeg dit maar vast voor u verderleest. Want u bent zo verdomd bemoeizuchtig altijd. Beetje de conclusies voor me lopen te trekken. Ik ben hier potverdorie de schrijver. Een beetje respect, als u het nog kan opbrengen. Kan het even, ja ? Okee, mooi. Waar was ik ? Oh ja, ik was nog niet eens begonnen en ik ging er al vanuit dat u me wel zou onderbreken. Met uw ‘het was maar een droom’. Verdorie, zit ik me weer helemaal opnieuw op te winden. Stop daarmee ! Lees gewoon even verder zonder de hele tijd die onderbrekingen. Gedraag je eens – je bent hier wel op mijn site, ja. En inderdaad, ik ben inmiddels aan het tutoyeren. Komt door al die onbeschofte onderbrekingen. Dan gooi ik de beleefdheidsvormen ook overboord, hoor.

U had het helemaal niet zo bedoeld ? Oh, wel, ja. Dat had u wel eerder mogen bedenken. Want nee, in de echte wereld word ik niet omsingeld door mensen die in koor, monotoon, me een opvatting proberen op te dringen. Dat snap ik ook wel. Moét wel een droom zijn. Zo gaan we immers niet met elkaar om, in de werkelijkheid. Enkel in dromen. En die boodschap ook. “Genoeg aan hier,” dreunden ze op. “Genoeg aan hier.” Ik moest blijkbaar genoegen nemen met waar ik ben en waar, wanneer en hoe ik sta. Nou daar bedank ik voor. Op deze plek en in deze situatie ga ik gewoon kapot, dus die moet op een gegeven ogenblik beter. Dat snapt u zelf toch ook wel. Dus zo’n droom, dat is natuurlijk maar een nare boel. Die vergeet ik liever.

In plaats daarvan probeer ik weer vol goede hoop plannen te maken. Okee, zonder inkomen, zonder uitzicht op een verbeterde situatie, en in een land waar je in rapper en rapper tempo vanalles maar moet vinden. Liefst wat de rest vind. En anders ga je maar weg. Maar als je wil weggaan, ho ho, daar steken we even een stokje voor. Dat bedoelden we natuurlijk niet zo. Hier blijven jij. En stop met dat dromen. Neem nu gewoon eens troost uit hoe goed je het hebt. Genoeg aan hier.

Sloopmeneren


Verhaal door René van DensenVoor mijn huis zijn sloopmeneren bezig. Nu al twee weken. Ze maken enorm veel lawaai. Alles trilt. Dat gaat zo van ‘s ochtends vroeg tot het eind van de middag. Al twee weken verpesten ze zo elke dag. Ik word trillend gewekt, zit trillend te lunchen, probeer trillend een baan te zoeken. Het werkt allemaal danig op mijn zenuwen. En ze slopen maar door. Sloperdesloop. Trillerdetril. De sloopmeneren zijn het duidelijk zelf nog niet beu, dat sloopmeneer zijn. Ze lachen en roepen grappen en andere joviale opmerkingen naar elkaar. Er wordt met plezier gesloopmeneerd.

Wegens geldgebrek kom ik het huis vrijwel niet uit want alles buitenshuis kost geld. Als ik iets wil gaan eten, kost dat geld. Als ik iets wil gaan drinken, kost dat geld. Zelfs als ik gewoon maar een natuurwandeling zou willen doen, zal ik vroeg of laat iets moeten eten of drinken en dan komen we weer op hetzelfde punt. Normaal is dit geen probleem, want dan blijf ik lekker thuis. Een mooie voor- en achtertuin, veel boeken en films in huis, een toch meestal nog redelijk gevulde koelkast: ik heb die hele buitenwereld niet zó hard nodig. We vermaken ons wel. Behalve dus als er sloopmeneren de ruiten uit de sponningen aan het trillen zijn en olijke flauwigheden naar elkaar schreeuwen de ganse dag. Dan is het, zachtgezegd, iets minder leuk.

Waneer ik het beu ben, loop ik naar buiten. Ik zeg tegen de sloopmeneren dat ze veel te hard aan het sloperdeslopen zijn. Ze lachen en zeggen dank voor het compliment. Nee, zeg ik, daarmee bedoel ik te luid. Ze begrijpen het niet. Te luid, schreeuw ik over hun machines heen. Het mag niet baten. Met gebaren probeer ik ze duidelijk te maken dat ik er echt enorm veel last van heb. Eerst proberen ze me nog duidelijk te volgen, maar ik treed in steeds meer detail. Furieus zwaai ik in het rond en ik ga helemaal op in mijn gebaren. Zo merk ik niet dat de sloopmeneren inmiddels in een kringetje rond me zijn gaan staan. Ik krijg een duw. Verbaasd stop ik met gebaren. Ik krijg een klap, en nog een. De sloopmeneren beginnen efficiënt met mij te slopen. Zie je wel, denk ik, alles buitenshuis is een slecht idee.

Oeiii


Verhaal door René van Densen“Goedemiddag, René van Densen Producties,” neem ik de telefoon op. Even een verwarde stilte, dan klinkt er een schuchter meisjesstemmetje: “Eh, ja, dag meneer Van Densen. Goedemiddag. Ik bel over uw sollicitatie op onze vacature van tekstschrijver.” Ze probeert direct de controle terug te pakken. Vooruit, dat gun ik haar. Eventjes. Ik zet de pornofilm even op pauze. “Zegt u het maar.” Mijn telefoon is praktisch antiek: achtergrondgeluiden klinken als onherkenbare ruis. “Ja, nou, we hebben naar uw CV gekeken en willen u graag uitnodigen voor een gesprek.”

Ik steek een sigaret aan. “Dat kan, prima zelfs.” Ze giechelt stilletjes. “Zou komende woensdag u misschien schikken ?” Ik pak een tijdschrift van het tafeltje naast mijn bank en maak een bladerend geluid. “Momentje, ik moet even zien of dat past.” Ik blader zeker tien seconden door en zwijg dan een seconde of twee. “Oeiii. Aanstaande woensdag wordt moeilijk. Hoe zit u in uw tijd op donderdagmiddag ?” Ze is even van haar stuk gebracht en ik hoor klikgeluiden. “Ja hoor, dat zou kunnen. Misschien rond half vier ?” Ik zwijg nog een paar seconden en trek stilletjes wat van mijn sigaret. “Oeiii. Dan moet ik wel met wat dingen schuiven. Kan het echt niet anders ?” Het meisje zegt dat dat moeilijk wordt. “Dan moet het maar zo. Donderdagmiddag half vier. Is er een kleedkamer aanwezig ?”

Lange stilte. “Pardon, ik denk dat uw lijn niet goed werkt,” zegt het meisje. “Ik dacht even dat u vroeg of er een kleedkamer aanwezig is.” Stilletjes grinnik ik. “Ja, een kleedkamer is wel zo handig, anders moet ik hotelkosten doorberekenen. Ik neem aan dat uw bedrijf op de hoogte is van mijn uurtarief, daarnaast. Is het een publieke ruimte of is dit een persoonlijk consult ?” Ze snapt er helemaal niks van en zegt: “Eh ja, het is niet publiek natuurlijk, gewoon een persoonlijk gesprek.” Ik laat een lange “Oeiii…” klinken en blader nog wat in het tijdschrift. “Daar valt wel een mouw aan te passen, maar dan verwacht ik wel een ruime reisonkostenvergoeding en natuurlijk mijn verblijfkosten vergoed.”

Opstandig zegt het meisje: “Ja maar wacht even meneer, bedoelt u nu dat wij u moeten gaan betalen voor dit gesprek ?” Ik laat een schamper lachje klinken en zeg: “Ja natuurlijk mevrouw. Ik ben schrijver, en dat ga ik natuurlijk niet allemaal voor niks zitten doen. U boft al dat ik u niks reken voor dit telefonisch consult.” Er klinken al zenuwen in haar stem als ze vervolgt: “Maar…. u heeft bij ons gesolliciteerd.” Ik laat een lange stilte vallen. “En u verwacht, juffrouw,” zeg ik op hooghartige toon, “dat ik mijn werk, mijn bróódwinning, dan maar een beetje gratis ga zitten doen ? Wat denkt u nu zelf, dat ik op eigen kosten naar u toereis, een persoonlijk consult hou, terugreis en dat allemaal op eigen kosten ? Ik ben het stadium allang voorbij dat ik voor enkele bierbonnen kom opdraven, dat begrijpt u toch ook wel. U belt verdomme niet met een of andere amatéur. Uit uw vacature bleek dat u toch echt een professional zocht. Of heb ik dat verkeerd begrepen ?”

“Ja, nee, natuurlijk niet,” zegt het meisje haastig. “Mooi,” zeg ik kortaf, zonder haar kans te geven iets anders in te brengen. “Dan zie ik u donderdag, half vier. Mijn reis- en verblijfkosten komen neer op vierentachtig euro drieënnegentig ex beeteewee. Ik ga uit van een gesprek van een uur, wat neerkomt op vierhonderdzesendertig euro bruto, als we over de tijdslimiet heen gaan reken ik zestien procent overtijd. En bij afzegging hanteer ik een annuleringstarief van driehonderdvijftig euro netto. Tot donderdag !” En ik hang op. Zo, denk ik, mijn weekend begint nu al goed. Het mijne wel.

Klein


Verhaal door René van DensenDe Opperpater is onze kapitein en Club P. is zijn schip. Wij zijn maar passagiers. En hebben ons te schikken. Opperpater is wel een hele goede kapitein en zorgt dat we niks tekort komen. Zolang het tenminste om bier gaat, dat we zelf hebben meegenomen. De geluidsdempende muur is dicht en we praten zo zachtjes mogelijk. Tevreden beziet onze Opperpater het geheel en vindt dat de Club zo op dit moment af is. Te gast zijn Willem met de WK Trauma’s, en ik. Ik ben het stilste. Mijn geld raakt langzaam op en mijn meest kansrijke sollicitatie is ook op een afwijzing uitgekomen. Ik weet niet wat ik moet doen.

Willem met de WK Trauma’s zegt dat ik stom ben geweest, dat ik van het begin recht had op een uitkering en dat ik die had moeten nemen. Ik zeg dat ik er binnenkort aan moet geloven, maar misschien zelfs gestraft word omdat ik die niet direct heb aangevraagd. De realiteit is zelfs dat ik daardoor misschien een maand op die uitkering gekort word. Ik zeg dat dat absurd is. Dat is Willem met me eens. Ik verdien verdomme een beloning, grom ik, dat ik het eerst op eigen kracht en eigen centen heb geprobeerd. Ja, zegt Willem, maar dit is niet ons spelletje, het is hun spelletje. Speel het op hun manier, zegt Willem met de WK Trauma’s. Ik zucht en drink mijn bier.

Het lijkt net of het bierblik groter wordt. Verbaasd kijk ik ernaar, maar het blijkt echt waar te zijn. Al snel kan ik het niet meer in mijn hand klemmen. Dan pas merk ik dat mijn stoel ook groeit. Alles groeit, wacht, nee, ik krimp. De Opperpater en Willem kijken naar de film op TV en merken niks. Ik word kleiner en kleiner. In paniek grijp ik me aan vanalles vast, inmiddels aan de stofvezels van mijn stoelkussen. Dan bungel ik ineens tussen de vezels in, boven een snel wijder gapende afgrond. Mijn vingers verkrampen. Ik weet niet hoe lang ik het houd. Ik hoor de Opperpater verbaasd vragen waar ik heen ben. Willem weet het ook niet.

Brood


Verhaal door René van DensenNiet-begrijpend kijkt hij me aan. Ik herhaal mijn stelling dat ik niet het volledige bedrag voor het brood zal betalen. “Het is twee euro,” herhaalt hij opstandig. Ik zeg dat ik dat wel begrijp, maar dat ik een start-up ben. “Een wat ?” vraagt hij. Ik zeg dat ik als een gewoon mens functioneer maar verwacht veel minder te hoeven betalen voor alles dat ik nodig heb. Dus ik geef liever niet meer dan vijfenzeventig cent uit. “Daar krijg je niet eens een half brood voor,” zegt de bakker kwaad. Ik zeg dat ik later waarschijnlijk wél de volle twee euro kan betalen voor een brood. Hij moet er gewoon vooral in geloven. “Dus later betaal je me de rest van de prijs van dit brood ?” vraagt hij. Neenee, zeg ik. Nu betaal ik vijfenzeventig cent. Maar daardoor loopt de bakker de kans dat ik in de toekomst wél het volledige bedrag zal betalen. Voor een volledig brood. De bakker snoeft en pakt het brood weer van de toonbank.

Ik gooi het over een andere boeg. “We kunnen ook een stage overeenkomen,” opper ik. De bakker kijkt me weer wat moeilijk aan. Ik leg het geduldig uit. “Dat betekent dus dat je je allerbeste brood bakt, voor mij, dag in, dag uit, en dat ik niet betaal.” Ik zie hem ongelovig kijken. “Daarmee bouw je een dijk van een ervaring op met het broodbakken, die je van pas zal komen bij andere klanten ! Bovendien zal ik dan je broodbegeleider zijn, dus zal ik samen met je een formulier invullen hoe goed of slecht je brood is.” Duidelijk gaat de bakker er niet in mee. “De broodmarkt is drastisch veranderd, iedereen doet het tegenwoordig zo hoor,” stel ik.

Even later loop ik over straat. Geen brood. Acht maanden solliciteren word je dus ook niks wijzer van.

Morgen bier halen


Verhaal door René van DensenWaar anderen een can-do attitude hebben, heb ik een krachtig no way Jose. Elke taak lijkt me al snel torenhoog. Niet uit luiheid, maar omdat ik onmiddellijk bedenk wat er nog bij komt kijken als ik de taak écht goed wil doen. En wat erbij komt kijken om die extra taken écht goed te doen. Enzovoorts. Zo dijt een taak al snel uit in een zee van belangrijke bijzaken, en tja, dan moet je keuzes gaan maken. Plannen, dat is natuurlijk hoofdzaak 1. Stel bijvoorbeeld, er moet worden stofgezogen. Dan moet er ook een nieuwe zak gehaald worden, voor de zekerheid, want halverwege moeten stoppen is stom. Dan kun je er net zo goed niét aan beginnen. En als ik een nieuwe zak ga halen, kan ik dat net zo goed meteen combineren met andere boodschappen. Maar daarvoor moeten mijn banden eigenlijk dringend opgepompt worden en mijn ketting geolied. Ja ga zo maar door.

Niet zelden begint dat plannen met het proberen grip te krijgen op het totaal aan taken. Dat doe je het beste in een hangmat, is mijn ervaring. ‘s Ochtends, in de zon, met een dampende koffie erbij. Beetje heen en weer zwaaien en vooral heel intens naar de blauwe lucht staren. Alles in de kop halen dat erbij komt kijken. Vermijd loops. Om de ketting bijvoorbeeld te oliën, moet er olie gehaald worden, maar om die te halen, moet de ketting geölied worden. Zo’n kringetje, daar kun je heel lang en gekmakend in rondrennen, bungelend in je hangmat. Het best blijf je daar dus ver bij weg.

Als je alles écht goed aanpakt, ben je ongeveer klaar met plannen rond de zonsondergang. Dan kun je nog even naar het avondrood kijken in je voortuin. Koud biertje erbij. De belangrijkste stap op dat moment is om alle planning die je gevormd hebt, weer te vergeten. Kop leeg. Alles wissen. Ja, serieus, gooi gewoon maar weer weg. Het landschap ligt er morgen toch weer volledig anders bij, en je zult zien dat je dingen vergeten bent. Morgen weer een dag. O ja, belangrijk: morgen bier halen.