Brief aan een organisator


Verhaal door René van DensenBeste Wim,

Ik noem je hier Wim, maar dat doe ik omdat ik deze brief ook als een verhaal ga plaatsen op mijn site. Alle mensen in mijn leven die in mijn verhalen opgevoerd worden, hou ik anoniem. Dus jij heet nu, in mijn verhaal, Wim.

Dat je écht Wim heet, dat doet er niet toe, dat weten de mensen thuis niet. Die denken na de vorige alinea dat je naam vooral géén Wim is. Allesbehalve Wim. Eens ze daarvan overtuigd zijn, kun je de alinea erop gerust beweren dat je wél Wim heet: niemand zal je meer geloven.

Enfin, Wim, dank voor je aanbod om op te treden. Dat je geen budget hebt om me een vergoeding te betalen, is jammer. Maar ik mag je en herinner me vaag dat je me bij ons vorige treffen straaldronken hebt gevoerd. Of was jij dat niet ? Hoe dan ook, volgens mij ben jij wel een toffe. Ik kom.

Jammer dat het op Sinterklaasavond is. Ik verwacht nóg minder publiek dan bij mijn andere optredens. Toch biedt het mogelijkheden, Wim. Ik overweeg mezelf in de badkamer om te kleden en te schmincken. En zo als Zwarte Piet op het podium te springen.

Van tevoren kan ik pepernoten bakken met poëziefragmenten erin. Dat zeg ik er natuurlijk niet bij. Mensen die de pepernoten die ik strooi, opeten, zullen stikken in de poëzie. Dat moet machtig mooi zijn. Geef toe.

Wim, budget heb je niet maar ik begrijp dat je wel in de desbetreffende stad wóónt. Dat is mooi. Na dit optreden, Wim, zou ik graag enige tijd in jouw woning verblijven. Naar verwachting zal ik gezocht worden voor meervoudige moord met het woord.

Ik kom liever niet in de greep van de poëtische gerechtigheid, Wim. Daarom zoek ik een klankdichte ruimte. Als het kan met een light verse schakelaar. Ik ben niet zo van het zintuigengedicht. De muren mogen uit readymade concrete poëzie bestaan, daar maal ik niet om. En hopelijk kan de deur aldicht.

Zo voorkomen we samen mijn onzijn, Wim. Ik ben van het drinklied, niet de zwanenzang. Als ze me pakken, dan wordt de cel vlug slamgedicht. En daarna een groteske kist lijkdicht. Ik blijf liever vrij vers. Maar dat Sinterklaasgedicht, dat moet er komen. Toch, Wim ?

De ontzagwekkende vrijheid


Verhaal door René van DensenIk heb een week vrij van de schrijverij. Er zijn een boel mensen die schrijver mogen zijn zonder iets te schrijven. De meesten hebben ooit iets heel goeds of heel diks geschreven en hoeven daarna niet meer zo nodig. Die mogen af en toe in een panel komen vertellen hoe het is om schrijver te zijn zonder te schrijven. Het lijkt me eigenlijk wel wat.

Daarom neem ik een week vrij en schrijf ik helemaal niks. Dat is toch mijn voornemen. Natuurlijk ontkom ik er niet aan dat er emails verstuurd, boodschappenlijstjes opgesteld en formulieren ingevuld moeten worden.

Ook moeten mensen altijd weer boekjes van me kopen. Het aantal mensen dat boekjes van mij koopt, is groter wanneer ik niet schrijf, constateer ik na één dag nietschrijven, terwijl ik het ene verkochte boekje van die dag signeer.

Het grootste deel van de dag vraag ik me af wat ik met al die vrijheid aan moet. Normaal zou ik nu de straat op gaan om dingen te beleven. Zodat ik een verhaal heb om te schrijven. Ik heb zo al eens een regenbui beleefd. En ook eens een toeterende auto. Je hoeft zelden ver weg, als je een goede schrijver bent. Elke dag is een reisverhaal.

In mijn geval: de afgrond in, volop genietend van het uitzicht onderweg. Ik reis graag richting de afgrond: het is er bijzonder verstoken van toerisme en de mensen rondom de afgrond zijn allemaal interessant. Ook hoop ik dat als ik de afgrond in stort, ik genoeg vaart zal maken om dwars door de planeet te vallen. Zodat ik er aan de andere kant, uit een andere afgrond, weer tevoorschijn floep.

Als ik teveel bier drink zeg ik zoiets wel eens, en dan klopt iemand die ik niet herken lachend op mijn schouder en noemt mij optimist. Zeven bier later ben ik dat dan altijd weer vergeten.

De ontzagwekkende vrijheid eist echter invulling. En dus niet in dienst van de Dagelijkse Verhalen. Ik moet iets anders doen. De kat wil niet met mij spelen, die vindt het buiten in de tuin veel interessanter.

Mijn visjes heb ik uit de vijver gehaald en in iemand anders’ vijver ondergebracht. Zo hebben ze meer overlevingskans dan wanneer ze bij mij blijven: komende winter wordt mijn huis gesloopt. De visjes denken er natuurlijk niet aan om mij, hun gulle en liefhebbende beschermer, te behoeden voor het onheil: nee, ze denken enkel aan eten. En zwemmen.

Ik ga met een zucht op mijn woonkamerbank zitten. En dan liggen. Als ik niet weet wat ik met mezelf aanmoet, ga ik languit op de bank liggen. Mijn bank heeft een ingesleten afdruk van mijn liggende lichaam. Ik kijk naar de stapel boeken die ik nog beweer te willen lezen.

Het is goed om een stapel boeken te hebben en daarvan te beweren dat je die nog wil lezen. Dan kom je over als een nieuwsgierig, levenslustig mens met een intellectuele honger. Daarom lees ik deze boeken nooit. Ik pulk de twee dunste boekjes uit de stapel en blader ze door.

Één boekje heeft verhaaltjes met enorm korte alineas. Het nodigt uit tot lezen. Zelfs een luie donder als ik leest toch een paar alinea’s. En dan nog een paar.

Ik bedenk me dat ik telkens verhaaltjes met drie alineas schrijf. En dat die alineas steeds langer worden. Ik heb steeds meer te vertellen over mijn belevenisloze leven.

Misschien moet ik in kortere alineas gaan schrijven. Ik leg het boekje dicht bovenop de stapel. Lees ik later wel uit.

Overleed

Ook deze nacht
Overleed ik weer
Voor niets

Het was zonde
Voor de anderen
Om iets

En zo was er
Ook een kruis af
En toe

Maar vooral was
Er weer alles
Voor niets

Niks


Verhaal door René van DensenEen hele week. Een hele week even lekker niks. Dat gaat natuurlijk niet lukken, dat snapt iedereen die dat wel eens geprobeerd heeft. Maar toch ga ik een poging wagen. Althans: ik zoek natuurlijk ook nog steeds werk. En het huishouden verdient ook wat aandacht. En eigenlijk moet mijn fiets een grondig- nee, nee, nee, kijk, daar ga je al.

Demonstratief ga ik op de bank liggen met mijn armen gevouwen. Ik beweeg niet. Is dit wellicht niets ? Hoe weet je of je niets aan het doen bent ? Wat telt er in feite als ‘doen’ ? Mijn hart klopt en mijn haren en nagels groeien. Ik adem. Zijn dat allemaal dingen die ik doe ? Want dan ben ik op dit moment superdruk bezig. Bloed raast door mijn aderen. Mijn maag knort. Ik moet gapen. Met dit alles heb ik het potverdorie maar druk.

Het is om gek van te worden. Binnenkort neem ik even vakantie van al dat niksdoen. Want zelfs erover nadenken is vermoeiend.

Remspoor


Verhaal door René van DensenIk vraag aan het spiegelbeeld in de keuken wat ik hier in vredesnaam doe. Ik ben weer in Club P. We kijken een film die ik heb meegenomen. Geen ondertiteling. Muziekfilm. Een teken voor de striptekenaar en de Opperpater om er luidruchtig doorheen te praten, blijkbaar. En de striptekenaar heeft zelf niet door hoe luidruchtig hij kan praten. Waarschijnlijk denkt hij dat hij op normaal volume praat, maar de eerste helft van de film heb ik gemist. Pas bij de tweede helft ging de striptekenaar ook actief meekijken.

Ik sjok naar het toilet met dezelfde vraag nog altijd onder mijn arm. Bedroefd kijk ik ook in die spiegel. Mijn leven gaat kanten op die niet de bedoeling waren. Ik sjok terug en nu pas, na ruim anderhalf uur, valt me op dat er een gekke streep op het kussen van mijn stoel staat. Ik vraag de Opperpater wat het is. ‘Remsporen,’ antwoordt hij alsof het om een weersvoorspelling gaat.

Enkele minuten later ben ik het kussen aan het afschrobben. De Opperpater snapt er niks van. ‘Die zijn al anderhalf jaar oud hoor, knikker,’ zegt hij. Ik schrob hard met het washandje dat ik in de badkamer gevonden heb. ‘Dat haalt niks uit,’ zegt de Opperpater, ‘met dát washandje veeg ik na het schijten mijn kont af.’
Ineens is mijn leven zo erg nog niet.

(Eerder op Facebook gepubliceerd, 29/03/2014, deze wou ik voor de nieuwe lezers nog even herhalen)

Fietsbel


Verhaal door René van DensenMijn leven is zo verlopen dat ik nu optreed met een fietsbel. Het is een mooie fietsbel hoor, daar niet van, maar het voelt toch een beetje voor schut. Sta je daar. Met zo’n fietsbel. Ding ding. Hij zegt ook niet echt veel. Ik ratel hele reeksen prachtige woorden af, hij: ding ding. Nou nou. Snel verdiend, denk ik zo. Zo’n fietsbel heeft het maar makkelijk in het leven. Telkens een dingetje of twee en we hebben het weer gehad. Zelfs mijn geïrriteerde gedachten erover bevatten meer woorden. Zou de fietsbel in dingdings denken ?

Een beetje deurbel heeft het al zwaarder. Dat is vaak een ding dong. Of een dingedingdongdingdong. Soms is het een bzzzzrrrrrrrt. Die zijn heel irritant. Maar zelfs dat is nog meer werk dan een ding ding. Probeer het maar eens. Bzzzzrrrrrrrt. Ding ding. Zeg het maar eens hardop, allebei. Ja, zie je wel ? Overigens sorry als nu het hele kantoor of de volle coupé je heel gek aankijkt. Maar ik moest eventjes mijn punt duidelijk maken.

De fietsbel heeft gelukkig weinig kapsones. Dat had er nog bij moeten komen. Dat hij een privéchauffeur naar het optreden wou, of dat hij een eigen trailer wil. Dat hij per se ‘het talent’ genoemd wil worden. Met z’n ding ding. Maar dat is dus allemaal niet zo. Hij doet gewoon zijn ding ding. Hij leeft echt enkel voor dat belletje. Meer hoeft er niet te zijn. Ontroerend eigenlijk, mijn fietsbel. Ja, het is toch best een mooie.

Weekje vrij

probeersel-2-kaftVanaf komende maandag neem ik even een weekje vrij van de dagelijkse verhalen. Persoonlijk vind ik dat dat, na ruim een jaar zeven dagen op zeven te publiceren, wel een keertje mag. Ik doe ook niks met ‘gastverhalen’ of zo, nee, ik ga even een weekje met andere dingen bezig zijn. Wat, dat weet ik nog niet eens, maar ik heb gewoon even behoefte aan een pauze. Vanaf maandag 29 september zijn de verhaaltjes gewoon weer terug.

Als ik toch jullie aandacht heb: Probeersel boek 2 is vandaag naar de drukker gestuurd ! Dus die komt er ook begin oktober aan. Voor wie niet weet wat Probeersel is: drie maanden geleden publiceerde ik het eerste deel van deze stripreeks, die ik eind afgelopen eeuw tekende en sindsdien eigenlijk altijd al eens heb willen uitbrengen in boekvorm. Daarom verschijnt, om de drie maanden, een nieuw deel tot juli 2015. Als je meer wil lezen: net zoals ál mijn boeken kun je ook Probeersel deel 1 gewoon gratis via deze site lezen. Gewoon even kijken onder ‘Strips’ en dan kom je er vast zelf verder wel uit.

Oh ja en ik heb uiteraard enorm veel zin in morgen. Jullie komen toch allemaal wel ? Toch ?

Saxbenefiet

Saxofoon


De hele zaal is stampensvol volk. Een massale opkomst bij het saxbenefiet. Het saxbenefiet is georganiseerd omdat een bekende saxofonist na een optreden ineens vaststelde dat zijn saxofoon gestolen was. Hij stond na het optreden nog wat aan de bar met mensen te praten. De saxofoon lag onbewaakt in de gang. En vervolgens niet meer.

Allerlei artiesten spelen op het saxbenefiet. De saxofonist treedt ook vanavond weer op. Hij speelt op een geleende saxofoon. Na zijn optreden ligt de leensax onbewaakt vlakbij de uitgang. De ironie ontgaat hem volledig. Maar ja, in feite is álles uiteindelijk zinloos.

(Eerder op Facebook gepubliceerd, 20/01/2014, deze wou ik voor de nieuwe lezers nog even herhalen)

Écht heel slecht


Verhaal door René van Densen“Ik weet,” zei hij nog, “dat als je dat tegen musici zegt, dan geloven ze je niet. Dan zit je ergens te chillen met ze, en dan zeg je: ik zat ook in een band. Maar we waren echt héél slecht. Neeeee man, zeggen de musici dan. Je moet jezelf niet zo omlaag halen, enzovoorts. Dus dan zeg ik, we hebben ook een CD gemaakt. Die mag je best lenen. Dat willen ze dan natuurlijk. En dan zeg ik het nog een keer: het is wel echt heel slecht hoor. Dat willen ze dan niet geloven. Dus ik geef die CD mee, en na een paar weken geven ze hem terug: ja okee. Dit is écht heel slecht.”

Hij staart wat uit het raam. “Dat was ook echt onze bedoeling, weet je. We gingen er echt voor om zo slecht mogelijk te klinken. Maar écht slecht. We speelden ons optreden op de Nacht van de Wansmaak. Ik kende via via wel wat mensen daar, omdat ik ook wel eens DJ. Dus zo heb ik ons dat evenementje opgekregen. Nou, en daar gingen we dus. Spelen, spelen. Proberen er zelf niet naar te luisteren. Het was verschrik-ke-lijk. En bij ons trok het publiek het niet meer. We waren te slécht voor de Nacht van de Wansmaak. Dan weet je het wel.”

Stil drinkt hij zijn biertje. “Ja, dat was een mooie tijd,” mijmert hij. Hij kijkt mij aan. “Als je wil, mag je de CD wel een keer lenen.”

De Tragicus


Verhaal door René van DensenDe zon schijnt, maar dat maakt het enkel erger voor de tragicus. Hij staart naar het biertje dat ik hem gaf, uit medelijden. De tragicus zucht. Hij klaagt dat het biertje lauw is, en dat dat weer typisch is. Dan staart hij met toegeknepen ogen naar de zon. Daar komt ongetwijfeld dit jaar nog huidkanker van, meent de tragicus. Het is althans wel de verwachting. Ik zeg niet veel. De tragicus doet zo goed zijn best, dat ik het niet wil verpesten door een beetje mee droevig lopen te doen. Je moet een vakman wel de eer van zijn beroep laten.

Ik vraag hoe het erbij staat in de wereld van tragici dezer dagen. Of ze een beetje rond kunnen komen. De tragicus schudt het hoofd. Er zit geen geld in tragiek, meent hij. Veel tragici haken daarom af, en worden dramaticus of humorist. Dat is zo makkelijk, verzucht de tragicus. Een echte tragicus verlaagt zich daar niet toe, meent hij. De afhakers zijn de nagels aan de doodskist van de tragiek. Alsof er nog niet genoeg nagels geslagen waren door het klootjesvolk. Dat meent maar dat tragiek zo simpel is. Het is een kunstvorm uit de Oudheid, verdomme, mompelt hij monotoon. De tragicus ziet de toekomst van de tragiek somber in.

Het ergste is, zegt de tragicus, dat je hier natuurlijk weer over gaat schrijven. Met je blog. Ik zeg niks, maar was het eigenlijk wel van plan. Nu twijfel ik een beetje. Zo’n beschuldiging komt aan, maar verder maak ik erg weinig mee. De tragicus drinkt zijn inmiddels warme biertje met een vies gezicht. En dan denken de mensen, zegt de tragicus, dat ik maar verzonnen ben. Of erger, dat ik gebaseerd ben op iemand die je kent. Maar jij kent de échte tragiek niet, gluiperd, zegt de tragicus. Ik knik lafjes. De tragicus staat op, ritst zijn broek open en plast op me. Ik voel het warme vocht in mijn kleren trekken. Of de tragicus misschien nog een biertje wil, vraag ik dan maar.