Verslagenheid

Weer niks


Er hangt verslagenheid over de straten als ik naar het centrum loop. Verslagenheid en mist. Het is stil. Af en toe wordt de stilte doorbroken door dronken mensen met neerslachtige buien. Ze hebben vriendinnen, die minder gedronken hebben en hen naar huis loodsen. “We moeten hier oversteken,” zeggen ze. Her en der liggen prullaria die eerder deze avond pronkstukken waren, rondgestrooid langs de weg. Afgedankt. Opgegeven. Onnodig. Woedend terzijde gesmeten. Ze zijn goedkoop gemaakt, goedkoop gekocht, gekoesterd gedragen. Niet eens meer de rommelmarkt waardig, nu. Ik loop kalm. Ik weet niet wat ik moet verwachten. Een paar dagen geleden was ik in een ander land dat eenzelfde teleurstelling voor de kiezen kreeg. Die vierden hun nederlaag. “We zijn toch maar zo vér gekomen,” was het blondklaterend devies. Maar dat is niet het devies van het land waar ik nu loop.

Verveeld lopen politiepaarden, hun berijders hoog boven het ontgoocheld publiek tillend, door de met plastic afval bezaaide centrumstraten. Er is nog volk, maar geen feestsfeer. Er klatert geen tochmaarmooi-blond. Sommige mensen lallen nog onverstaanbare supportkreten terwijl ze in hun vlagkostuum over de weg zwalken. De afzethekken op de ringweg worden weggehaald: het is niet nodig het verkeer nog langer te hinderen. Het leven gaat door. Ik kom, met wat moeite, een nog goedgevuld café binnen. Aan de bar zit een vriend. Hij is kapót. Maar hij wil niet naar huis. Liever wil hij nog een vol glas. Als hij naar huis gaat is het echt.

Een paar goedgemutste halfslachtigen – het slag dat bij de overwinning om het hardst trots meegebruld zou hebben – tappen de enige na de andere sterke mop over de wedstrijd. Ik grinnik wat. Ik ben een van hen. Ik zou echter niet meegejuicht hebben, want mijn wedstrijdkater is al een halve week geleden. Ik ben een volledige landverrader geworden. Daar schaam ik me ook niet voor. In dit land wordt niet gevierd hoe ver men toch maar. Hier drinkt men met zure gelaatsuitdrukking. Een vrouw zit ingestort naast mijn vriend. Ze had voor het hele toernooi vrij genomen. Nu heeft ze dagen over. Nieuwe invulling voor vinden. Ik word benaderd door een schuchtere jongen. Op de promotionele hoodie die ik draag, prijkt een bedrijfsnaam die overeenstemt met zijn achternaam. Hij wil die graag hebben. Toch nog een positieve trofee aan de avond. Hij draagt een van bier en droefheid doordrenkt supportersshirt. Uiteraard mag hij zó mijn shirt hebben. Hij knuffelt me even. Ik hoor een onderdrukte snik. Of die voor de trofee of de wedstrijd was, dat weet ik niet. Sommige dingen vraag je niet.

Verschrikkelijk toch ?

  • Nee, kunnen we het eindelijk over wielrennen hebben. (80%, 4 Votes)
  • Ja, ik ben er nog kapot van, de drankrekening aan het eind van de avond. (20%, 1 Votes)

Total Voters: 5

Laden ... Laden ...

Een zak chipkaarten

Treinkaartjes

Het is wat gepruts, maar ik word er bij elke automaat handiger in. En hoppa, weer een stapel voor in de zak. Ik heb al een flink volle zak chipkaarten. Ze gaan heel veel waard worden. Per morgen zijn ze afgeschaft. Waardevolle verzamelobjecten. En nog helemaal ongebruikt. Ik ga er flink aan verdienen. Wie wat afschaft, heeft wat. Geef het een jaartje en de echte verzamelaars zullen gaan opbieden voor de laatste exemplaren. Ik heb ook nog echte guldens. En de vroegere treinkaartjes. Ik weet nog hoe die afgeschaft werden. Meteen toegeslagen. Er zijn idiote verzamelaars genoeg die veel geld bieden voor vanalles wat uit omloop is.

Goed dat ik aan mijn mondkapje heb gedacht. Ik probeer zoveel mogelijk van de scanner af te ademen. Geen liefhebber, trouwens, van het nieuwe systeem. Ja, natuurlijk valt het bijna niet te vervalsen. Iedereens adem is uniek. Maar ik vind het toch nog steeds een beetje vies. Op zo’n plaatje ademen. Waar talloze anderen op ademen, de hele dag door. Mensen met verkoudheden, mensen met een speekseloverschot, mensen die net lam met knoflook hebben gegeten. Het zal wel wennen, natuurlijk. Maar het idiootst vind ik nog de omroepers. “Is dit uw eindbestemming, vergeet dan niet uit te ademen.”

Misschien wordt de adem ook nog wel afgeschaft, ooit. Geen adem in, adem uit meer. Ook dan zal ik er als de kippen bij zijn. Flink wat adem inslaan. Maar voorlopig is dit het gangbare systeem. Ik voel even hoe zwaar de zak is. Flink wat. Ik til de zak chipkaarten op en loop er stilletjes vandoor. De nacht in. Althans, het zou de nacht zijn. Als die niet ook al drie jaar geleden afgeschaft was.

Erg he, al dat afschaffen ?

  • Ja, ze zouden dat afschaffen direct moeten afschaffen ! (50%, 1 Votes)
  • Nee, ik ben voor behoud van het afschaffen ! (50%, 1 Votes)

Total Voters: 2

Laden ... Laden ...

“Fuck the system !”


“Fuck the system !” Sinds die uitspraak kon hij al niet meer kapot. Het volkje waar hij dagelijks bij aan tafel mag schuiven, is de directe taal niet gewend. Dus leeft hij zich uit op zijn botte, harde uitspraken. Lekker erop los klagen. Verrukkelijke sound bites waar de kranten de volgende dag van smullen. Hij is in vorm. Zonder schroom noemt hij hun koningin een ‘wilde meid’, knalt hij erin dat hij ‘een Anderlecht icoon’ is, en wat al niet meer. ’s Avonds in het hotel kijkt hij uiteraard terug wat hij allemaal eruit geflapt heeft, en valt dan grinnikend in slaap. Ze lopen met hem weg. Als de opa op het barbecue-feest die net lollig genoeg moppert dat iedereen moet lachen. En, aangemoedigd door het gelach, moppert hij nog harder en enthousiaster. Want alles is kút en hij mag het roepen. Ja, hij zit lekker op zijn plek.

Maar dit had hij toch niet verwacht. Klop op de deur. Woest aantrekkelijk meisje in provocatieve kleding. Ondeugende oogopslag. Ze knipoogt en stelt zich voor. “Hallo – ik ben the system.” Ze giechelt. Hij nodigt haar binnen uit, want het schroomloze bloed stroomt nog lustig. Paar relativerende grapjes, alsof er ijs gebroken moet worden. En toch knaagt er iets in zijn kop. Hij had nog ooit een bijrol in een filmpje, met zo’n zelfde soort situatie. Toen moest hij spelen dat het hem toch niet lekker zat. Tegenover een betoverende tegenspeelster. Die leeftijd, de in zijn ogen misplaatste aanbidding. En nu zit hij hier potverdorie in het echie in dezelfde situatie. Paar glaasjes inschenken dan maar. Even uitstellen wat er staat te gebeuren zodat hij het kan beschouwen.

Want tja, is hij nog wel fit genoeg ? En dit is dan wel geen loopspelletje, maar vaart zal er toch wel in moeten zitten. Misschien zelfs enig balbezit. Uiteraard ook gevoel, passie. Een kwinkslag over een enthousiaste vorstin, dat is speels, uitdagend, plagend. Maar dan zit je plots in deze situatie. Hoe oud zou ze zijn ? Frisse huid, jonge ogen. Dit zijn van die dingen die je met rode oogjes in een vunzig boek leest, maar nu zit je er maar mooi mee. En er wordt natuurlijk wat verwacht. Daarnaast: morgen moet hij weer scherp zijn. Nee, dit is echt allemaal niet zo handig. Voor hij het weet, zit hij na te denken over de basisopstelling en zijn reserves. Hij neemt nog eens een slok. Was hij maar een Anderlecht icoon. Iconen hebben het zo makkelijk: die hoeven niks met de werkelijkheid.

The system kust hem. Gatverdarrie, ook dat nog. Wat doe je dan, tja, dan kus je maar terug. Met je barstige lippen en je stramme lijf. Je voelt je jaren opeens en wenste dat je een soepeler lichaam had. Haar lippen persen op de zijne en grappen maken is er nu niet bij. Zijn rimpelige vingertoppen strelen, maar ook dat voelt raar, verkeerd. Ze had zijn kleindochter kunnen zijn. Of zijn achterkleindochter. Ze kunnen wonderlijke dingen op medisch gebied, tegenwoordig. Verdomme, had hij nu maar een goeie coach achter zich. Die iets in zijn oortje zei.

Moedig over

Er galmt een voice-over. Een vermoeide vrouwenstem kondigt aan dat de volgende halte, tevens het eindstation. Bagage en uitchecken. Al de gebruikelijke shit. Dan vervolgt ze: “Ook wensen wij u veel kijkplezier bij de wedstrijd vanavond en toi toi toi, dat we winnen mogen.” Passagiers lachen. De vrouwenstem klonk bij deze woorden nog net zo vermoeid. Ik heb medelijden. Maar mijn biertje is leeg en eigenlijk moet ik er hier ook uit. Bagage, uitchecken, al de gebruikelijke shit. Wanneer ik het blikje wil weggooien, zie ik het pas. Een flesje dat uit de treinvuilnisbak steekt. Ik zit er al minimaal veertig minuten naast en nu zie ik het pas.

Het flesje is niet leeg. Ik herken het goedje direct. Wodka. Schichtige blik om me heen: niemand in de coupé. Ik ruik onder de dop. Goed spul, wel. Stevige slok. En ineens besluit ik tegen bagage, uitchecken, al de gebruikelijke shit. Even rommel ik voor de zekerheid in mijn tas. Ja, ik heb het arsenaal in mijn tas. Sinds ik onregelmatig Poëzie Met De Hoed organiseer, heb ik altijd onvoorgedragen gedichten in mijn tas. Ik neem nog een grote slok. Goed dat iemand wat moed over heeft gelaten.

De trein staat op het punt van vertrekken op de terugreis. Goed vol. Ik wacht tot de conductrice weer vermoeid iets omroept. Dan loop ik naar haar toe. Ik vraag haar of ik anders gedichten mag voordragen over de intercom. Ik ben niet vermoeid. Ze is blij met me en ik krijg een kus op allebei de wangen. Dan lees ik mijn gedichten voor. Later zou de NS-woordvoerder vaststellen dat het een unicum is: in de totale geschiedenis van het treinverkeer is het nooit voorgekomen dat passagiers voor hun eigen trein sprongen.

Sabbatical


Verhaal door René van DensenSoms zap ik door mijn droom heen: jahaaaa, al eerder gezien. Saai. De loop en het eind zijn dan al bekend. Een beetje meer variatie had ik toch wel van mijn dromen verwacht. Ik spreek dan mijn dromen altijd even streng toe: over de hele dag genomen werken jullie strikt het kortst, dus is er geen excuus om er met de pet naar te gooien. De dromen zeggen altijd bedremmeld sorry, en dan doen ze het soms de nacht erop verdomme wéér.

Dromen; ik heb nooit helemaal begrepen waarom die per se moeten. Natuurlijk heb ik net als u de pseudowetenschappelijke artikelen gelezen, dat ze onderdeel uitmaken van de verwerking van impressies in de hersenen. Maar als je dat logisch doortrekt, zou je zonder dromen dus alles vergeten. Eerlijk gezegd leef ik nu best in een periode die ik niet zonodig hoef te onthouden. Ik besluit mijn dromen met sabbatical te sturen. Onwennig vragen ze wat dat is. Dat is vrij, maar dan voor langere tijd, zeg ik. Wat moeten we dan doen, vragen de dromen. Alles wat je wil, zeg ik tegen de dromen. Alles waar je normaal niet aan toekomt. De dromen kijken elkaar vragend aan. En halen dan de schouders op.

Na een week heerlijk droomloze slaap, ga ik even bij mijn dromen langs om te zien hoe ze het stellen. Het zijn immers drómen. Je zou verwachten dat juist zij wel het meeste uit zo’n sabbatical weten te slepen. Misschien zijn ze wel ambitieus aan het studeren, of op wereldreis, of prachtige kunst aan het maken. Bij het huis van mijn dromen aangekomen, blijken ze allemaal op hangmatten en op de bank te liggen. Het is overal een troep. Vliegen cirkelen rond de vaat. Het toilet is verstopt. Wat is hier gebeurd, vraag ik verbaasd. De dromen halen dan de schouders op. We zijn moe, zeggen de dromen.

Het bolle meisje met de kop


Verhaal door René van DensenOp de middelbare school had ik een tijdje een crush op het bolle meisje met de kop. Ik had heel vaak crushes. Altijd heimelijk. Er iets aan doen leek me zo’n gedoe. Beetje mensen lastig vallen met dat ik ze leuk vind. Dus ook het bolle meisje met de kop zei ik niks. Het ergste is, dat ze zelf daarna een bescheiden hoeveelheid initiatief nam. Maar wel tot vriendschap. Ik had nog de leeftijd dat ik dat het ergste vond dat me kon overkomen. Ik was zo lief.

Het bolle meisje met de kop had heel veel meninkjes. Over muziek en over de wereld. Over politiek. Over schrijvers, denkers en religies. Over het hiernamaals. Ze wist van alles stellig zeker. Ik wist vanalles schouderophalend onzeker. Eigenlijk paste dat best goed bij elkaar. Ik liet haar de godganse dag meninkjes hebben en zij vond het heerlijk om die meninkjes te hebben. Op haar beurt drong zij mij die meninkjes niet op. Dat pleitte in het voordeel van het bolle meisje met de kop.

Vanochtend moest ik even denken aan het bolle meisje met de kop. Ze is, meen ik, in de nabije toekomst een keer jarig. Waarschijnlijk is het bolle meisje met de kop inmiddels getrouwd met een ambitieuze man en leert ze hun kindjes stellig wat goed en fout is in het leven en de wereld. Misschien is ze allang geen bol meisje meer. Laat staan dat ze een kop heeft. Je weet die dingen uiteindelijk niet.

Pedofiel


Verhaal door René van DensenHet is hoog tijd om te bekennen: vroeger was ik pedofiel. Ik viel op jonge meisjes. Ik weet het nog goed. Ik was een jaar of acht. Schandelijk. Maar ja. Wie is er niet als pedo begonnen ? Dat vroeg ik dus hardop. In terrasgezelschap. Natuurlijk was er bier en zon. Dan krijg je dat soort onzin.

Sommigen lachten. Anderen erkenden dat zij ook pedo zijn geweest. Zo niet de schrijver Soul Food. Soul Food viel op zijn juf. Dat vertelde hij. Ik vroeg me af of daar een woord voor was. Als jongere op een volwassene verliefd worden. Dat woord is me alvast nooit geleerd. Soul Food beschreef de juf en droomde een beetje weg. Ze was blijkbaar zo’n typische twintigplusjuf. Met van die twintigplusborsten. Niet te groot, niet te klein, niet te kuis bedekt. Het bewonderen van de juf heeft zijn totale literaire oeuvre vooraf vastgelegd.

Zelf had ik vroeger een heel lelijke juf. Onvriendelijk was ze ook. Echt een bitch, zelfs. En zelfs in hartje zomer dikke, slobberige truien. Dus ik heb geen idee wat voor jufborsten daaraan zaten. Ik vind het niet heel gek dat ik een seksuele laatbloeier was. Alleen die meisjes in mijn klas he. Daar denk ik nog wel eens dromerig aan terug.