Schaamplek


Verhaal door René van DensenBuiten gebeurt vast vanalles, te horen aan bedrijvige autowielen en af- en aanwaaiende basdreunen in de verschillende vertes. Ik zit binnen prima. Dit is een goede schaamplek. Even in mijn eigen hoekje wegkruipen, omdat ik weer van alles een puinhoop gemaakt heb. De schade beperken is binnenblijven. Dan kan er niet veel misgaan. En gaat er iets mis, is enkel de kat er ooggetuige van. Zij ligt voor op mij: het aantal onhandige net-niet sprongen dat ik haar heb zien maken – en waarna ze, kat eigen, zichzelf zo nonchalant mogelijk likt alvorens een geslaagde tweede sprong te wagen – is groter dan de missers waar zij toeschouwer van was. Bovendien snapt ze van de helft van mijn fouten niet dat het fouten zijn. En zelfs bij bijvoorbeeld een struikel over mijn eigen voeten, gaat ze niet staan lachen. Nee, dan slaat ze eerst een stuk op de vlucht, om van een veilige afstand geschrokken te kijken wat er in vredesnaam gebeurde. Ze is mijn ideale gezelschap.

Die verloren dag, dat vond ze ook prima. Papa was thuis en zijn schoot was warm. Bijna de hele dag lag ze tegen me aan. Ondertussen lag haar Papa te balen, achteraf om niks. Hij was zo zeker dat zijn fiets gestolen was. Uiteraard stond die gewoon nog op slot op een terras. Je hebt mensen die met stijl en klasse door hun leven kunnen navigeren. En je hebt idioten die dronken hun fiets op het terras achterlaten. Een fiets die ze enkel moesten nemen omdat ze niet bijtijds thuis vertrokken en zich vervolgens moesten haasten. En die een engeltje op hun schouder hebben, dat het ding er zesendertig uur later nog blijkt te staan. Dat dan weer wel. Zonder één krasje. Althans, geen nieuw krasje. Inmiddels alweer in de achtertuin geparkeerd. De achtertuin van mijn schaamplek. Met een onbekommerde poes.

Maar is het een schaamplek of een schuilplek ? Is het een plek om te bezinnen hoe lomp je met je leven bezig bent, of een plek om vooral niet aan het leven te hoeven deelnemen ? Wat is het toch met die muren ? Poes boeit het niet. Poes heeft eten, drinken, vlindertjes om op te jagen. Een warme schoot. Voor haar is het schaam- noch schuilplek. Slaapplek. Etensbak. Ze heeft niet zo’n last van zichzelf vergelijken met haar soortgenoten. Ze ligt zich niet te schamen om hoe ze bezig is, of hoe alles anders en beter zou kunnen. Hoe ze minder lomp zou kunnen zijn. Het maakt haar niet uit. Traag likt ze haar achterpoot. Met tevreden toegeknepen ogen zucht ze even.

Uitgekreukeld


Verhaal door René van DensenNog altijd kreukel ik te makkelijk. Een gestolen fiets, notabene, en ik ben een dag uit de running. De hele dag lag ik gisteren op de bank en kon de wereld de pot op. Ik was er dan ook weer te gehecht aan geraakt. Altijd als ik écht dol ben op een fiets, wordt die gestolen. Dat mag dus blijkbaar niet, dat ik een vervoersmiddel heb waar ik blij mee ben. En ditmaal is hij zelfs uit een bewaakte stalling gestolen. Onbegrijpelijk, maar dat kan dus blijkbaar ook. Ik ben er eigenlijk nog steeds niet goed van, maar dat verandert er verder niks aan. Wat wel blijkt, is dat gekreukel.

De vouwen en kreuken worden dieper wanneer mensen, heel lief, met andere fietsen komen aanzetten. Ik wil antwoorden dat dit niet zomaar een fiets was, maar dat daar tijd, nieuwe onderdelen, liefde, poetswerk, trots in geïnvesteerd was. Dat je zo’n fiets niet zomaar vervangt. Dat hij bovendien bijna klaar was voor een echt lange tocht. En dan liefst een lange tocht naar mijn favoriete stad. En nu is alles weg. Zo’n andere fiets is lief aangeboden, maar dit was mijn fiets. Het is bijna zoiets als dat je vriendin je verlaat en vrienden dan maar met een willekeurige andere vrouw aan komen zetten. Je snapt de bedoeling, maar het is niet hetzelfde. Wat weg is, is onvervangbaar.

En zo bal ik mezelf een dag in mijn kreukels. Het wordt steeds moeilijker de wereld in te kijken. Het zouden ook zomaar twee dagen kunnen worden. Wat maakt het uit. Niks komt meer goed en alles dat me afgepakt kan worden, wordt afgepakt. Je moet ook nergens om geven. Dat je die les nu nog niet geleerd hebt. Met je domme, domme kreukels. Het ligt aan jou, niet aan hen. Wees onderhand maar eens uitgekreukeld.

Bijna


Verhaal door René van DensenHet duurt nog maar een paar uur. Dan is het eindelijk zo ver. Ik staar uit het raam. Het voelt alsof ik elke wolk al talloze keren eerder heb gezien. De wijzers van de klok gaan al bijna achteruit. Schiet op, tijd ! Ik loop wat heen en weer door het huis. Daar win ik een minuut mee. Het is verschrikkelijk. De zenuwen, vooral. Wat als hij tegenvalt ? Dat kun je natuurlijk nooit zeker weten. Kan best. Zeker als je er al zo lang op wacht. Ik kijk uit het woonkamerraam. Het is net of ik alle voorbijgangers al talloze keren eerder heb gezien.

Ik maak koffie en wat eten. Geen pieppiepmaaltijd: ik doe mijn best om écht iets te koken. Misschien dat dat ook nog wat tijd kan helpen overbruggen. Het helpt niet dat ik een kater heb. De hele wereld kruipt stroperig. Ik heb onvoldoende ingrediënten in mijn koelkast voor bijna alles dat ik me kan bedenken. Even denk ik na, met de deur open. Ik kán natuurlijk even boodschappen doen. Is ook tijdrovend. Maar zo ver wil ik ook weer niet gaan. Niet op een lege maag. Het wordt een ei. Op brood. Dat ligt in de vriezer. Ei met kaas. Man, wat heb ik daar ineens ook een zin in.

Ik smul. Het ei ligt tussen twee boterhammen op mijn bord en dampt. Het smaakt goed. Ik kan dit wel. Dit wel. Kauwend op het laatste beetje van deze lunch strek ik me uit op de bank. Ik kijk naar het plafond. Het is net of ik dit plafond al talloze keren eerder heb gezien. Hoe lang wacht ik nu al ? Ongeveer zo lang als een gemiddelde zwangerschap, reken ik uit. Lang. Om te wachten. Op een film. Maar vandaag ga ik ‘m zien. Met mijn goede vriend, de Opperpater. In de bioscoop. Bijna zover. Enorm veel zin in. Ik boer een eiergeur. Hola, denk ik, terwijl ik op de klok kijk. De tijd vliegt ineens. Als ik niet uitkijk, moet ik me zo nog haasten ook. Die eeuwige haast ook altijd. Bijna wil ik niet eens meer naar de film. Als het zo moet. Laat maar: ik denk het wellicht te snel en te vaak.

Rusland boycot Nederlandse komkommertijd


Verhaal door René van DensenMOSKOU – de situatie tussen Rusland en het Westen wordt steeds meer gespannen. In het verlengde van hun boycot op groenten en fruit gaat Rusland nu ook de komkommertijd op de Nederlandse media boycotten. Op massale schaal wordt er nieuws geproduceerd en volgen de belangrijke gebeurtenissen zich op. “Moeder Russia laat hiermee haar belang merken,” aldus Poetin. “Als eerste gaan alle human interest verhalen eruit. Wij Russen doen niet aan human interest. Dat is een Kapitalistische term. Waar wij ons enorm tegen verzetten.”

Ook het programma Zomergasten moet op de schop. “Jammer van de kijkcijfers, maar je zit dus uren te kijken naar twee mensen die praten. En dan TV fragmenten tonen. En vervolgens gaat heel Nederland er de volgende dag ook weer over praten. Dat is ons veel te veel gepraat. Dus gaan we het Russische topprogramma Vechten Met Beren uitzenden. Tijd voor actie. Alle gevechten vinden plaats tussen Russische inwoners en beren en worden live uitgezonden. Zodat het nieuws is.”

Als gevraagd wordt hoe lang de komkommertijd zal verdwijnen, fronst de Russische leider. “Tot in de pruimentijd,” bromt hij.

AL-Team


Verhaal door René van DensenIn 1972 werd er een team gearresteerd wat nergens echt goed in was. Dat team bouwde hun talenten uit. Vervolgens werd het ergens terecht veroordeeld voor oorlogsmisdaden. Toen een ander team uitbrak uit de hoogbeveiligde gevangenis waar ze in zaten, ontsnapten ze mee. Tegenwoordig worden ze nog steeds gezocht, maar een heel stuk minder hard want na ruim veertig jaar is alles wel verjaard. Als je een probleem hebt, als je eigen helden niet toereikend genoeg zijn, en als je kunt vinden, kun je ze misschien inhuren: Het AL-Team.

Als ik ze eindelijk vind, na een cryptische zoektocht langs figuranten, acteurs en verkeersomleidingen, dan zit daar dan ook de leider. Een sigaar te roken. Daar is hij dan: Mister Lee. Met, zonder iets racistisch te zeggen, zijn spleetogen. Mister Lee doet namelijk maar alsof. Hij heet in werkelijkheid Lynch. Althans, naar mijn best kloppende gegevens. Want ook die naam leidt naar een hoop zaken die niet bij elkaar kloppen. En toch lijkt het hem te zijn: de leider van het AL-Team.

‘Always Losing’ staat er in grote, druipende letters op het werkkotje waarvan hij op de trap zit. Hoi, knikt Lee. Ik knik terug en steek mijn hand uit. Hij schudt hem. Ik zeg dat ik kom voor een interview. Lee wil me eerst niet geloven. Ik laat mijn kaartje zien. Hij lacht bij het woord ‘mafkees’ en staat op. Terwijl hij het trapje oploopt, gebaart hij dat ik hem moet volgen.

Binnen zitten drie zenuwachtige mannen met brillen. Één trekt nerveus van een astma-inhaler. Lee gaat zitten en schenkt een kop groene thee voor zichzelf in. Dan pakt hij wat suikerriet om erin te roeren. Voor de smaak voegt hij wat tarwegraspoeder toe. Hij legt uit dat het soms in je voordeel werkt om niet de allerbeste ergens in te zijn. “Iedereen streeft er altijd maar naar om de beste te zijn, de top te bereiken,” en hij sipt voorzichtig van zijn kopje om te zien of het te warm is of niet, “maar wij zijn de beste geworden in niét het beste zijn.”

Ik knik alsof ik het begrijp, maar mijn blik verraadt me. Lee kijkt me grinnikend aan. “Mensen hebben het nodig om te triomferen over een ander. Dat versterkt ze, dat motiveert ze. Het maakt ze trots. De leden van ons team zitten niet zo om trots verlegen. Wij hebben liever wat geld.” De inhaler-man knikt driftig: “Medicijnen zijn niet goedkoop, weet je. En de ziektekostenverzekering tegenwoordig al helemaal niet.”

Lee neemt een slok maar trekt direct een gezicht alsof hij zijn gehemelte verbrandt. Hij zet zijn kopje terug in de schotel en morst daarbij lichtjes. “Enfin. Geen enkel land wil uiteindelijk écht verliezen. Maar soms wordt op hogere niveaus ingezien dat verlies de beste optie is. Hun eigen officieren en mankrachten willen ze dat niet aandoen. Dan huren ze ons in.” Met een nagelknippertje werkt hij voorzichtig zijn vingernagels bij.

Of dat echt zoveel betaalt dan, vraag ik verwonderd. “Ach, jongen,” lacht Lee. “Als je je trots opzij kunt zetten, kun je zoveel verdienen als je wil. Wij hebben inmiddels, namens diverse landen, al drieëntwintig oorlogen verloren. Met stijl, mag ik toevoegen. Kapituleren, hoogverraad, desertie, muiterij, we hebben het allemaal gepleegd. Heel af en toe mogen we een coupe faken. Dat is mooi werk: doen alsof we winnaar zijn, en dan ondertussen de oude regering veilig het land uit smokkelen. Niemand die iets doorheeft, iedereen blij. Wij maken de ‘helden’ heldhaftiger.”

Ik weet werkelijk niet wat ik hoor. Benieuwd informeer ik naar de specifieke landen en oorlogen waarvan Lee spreekt. Hij wuift me weg: geheimhoudingsplicht. “Ga er maar van uit dat de meeste spectaculaire overwinningen die je kent, van ons waren. Of nja, tegen ons. Uiteraard. Wij zwaaien in die situaties met graagte de verliezende vlag. En het maakt ook niet uit welke oorlog, er is overal strijd. In vroeger tijden,” lacht hij met een sprankje ontroering in zijn gezicht, “mochten we zelfs wel eens een voetbalwedstrijd verliezen. Is ook een beetje oorlog. Kwestie van goed genoeg lijkende vermomming, en nét slecht genoeg spelen. Beetje je best doen en dan kon je ineens je inkomen halen uit schaduwvoetbal. Leuke tijden waren dat. Maar ja, daar kom je met de huidige beeldkwaliteit niet meer mee weg.”

Hij veegt een klein traantje weg. “Die Schwalbe, en dan 2-1 laten worden. Machtig waren die tijden. Echt machtig.”

Net als in de film


Verhaal door René van DensenIn een film is alles mooier. En ook alle vervelende dingen zijn uiteindelijk niet écht. Geloofwaardig, af en toe, maar niet echt. Daarom besloot ik van mijn leven maar een film te maken. Kijken of het daar leuker van wordt. Wie weet zou het nog wat opleveren ook. Aan een film valt geld te verdienen. Ja, hoe meer ik erover dacht, hoe meer ik het zag zitten. Dit kon niet misgaan. Natuurlijk kon het wel misgaan. Alles wat ik onderneem kan misgaan. Maar als dit misgaat, dan gaat het meteen ook niet helemaal echt mis. Net als in de film.

Maar ja, wordt maar eens een film. Ik begon, zoals dat bij mijn generatie hoort, met voornamelijk eerst heel hard een film te zitten te willen zijn. Als je iets maar hard genoeg wil, namelijk, zo is me altijd geleerd, dan gaat het wel lukken. En willen, dat kan mijn generatie wel. Ik heb er wat meer moeite mee, maar hier heb ik het wel voor over. Dus zit ik me kapot te willen op mijn bank. Van ’s ochtends tot ’s avonds wou ik er wild op los. Ik ging er eigenlijk wel van uit dat dat genoeg zou zijn. Maar ik werd geen film. Het was heel vreemd. Ik heb toch vooral keihard gewild. Net als in de film.

Misschien was ik postmodern of zo, anders. Of hoe die films ook heten waarin de dingen juist helemaal niet lukken. Waarin alles naar de verdoemenis gaat. Dat zijn stomme films. Het moet juist goed gaan. Mijn dagen moeten allemaal cliché-eindes krijgen. En dan, als ik in slaap val, bloepers en outteeks. Ik wil geen realisme. De echte wereld is helemaal niet leuk. De echte wereld is stom. Niemand wil zich met de echte wereld bezig hoeven houden. Ik wil een luchtig, vrolijk liedje zijn. Zo eentje die je neuriet. En niet meer uit je kop krijgt, de hele dag. Net als in de film.

Ooit, met wapperende gordijnen


Verhaal door René van DensenIk had niets en zij had schulden. Maar we hadden elkaar en de droom. Ergens haat ik het om zoiets privés als dit uit te schrijven, maar we droomden beiden van wapperende gordijnen en schrijven. En voor de rest, verzonken in elkander, naar de kloten gaan. Soms ontmoet je zo iemand en denk je enkel, ja, als mijn leven toch moet ophouden, dan maar zo. En even zag ik in haar prachtige ogen hetzelfde. Maar toen gebeurde wat altijd gebeurt: de realiteit. Wie ik ben, wat ik uiteindelijk doe, waar we uiteindelijk zijn. Voor mij is dat punt een verrrukkellijke, symfonische wake up call. Voor haar was het een schreeuwend, zeurend wekkergeluid.

En daar was ik weer. En natuurlijk ontmoette ik weer iemand. En die was nog erger. Alle clichés waren van toepassing. Ze wou me veranderen. Ze wou mij ketenen. Ze wou mij in andere kleding en met ander haar. Ze wou mij in een betere baan. Ze wou mij zoals ze altijd gedroomd had dat de, dé kerel was. En ik wou haar. Dat was mijn grootste fout. Ik wou haar meer dan de vrouw die me niét wou veranderen. Het is een liedje zoals een bluesschema: niks verandert.

En toen was er niks. Dat is niet waar. Toen was er een kat. Ze was ooit een kleine kitten. En toen was ze een dame. En zelfs katers in de buurt kwamen haar aanbidden, medische ingreep of niet. Allebei. Elke avond nog jankt hij aan mijn woonkamerraam. Ik wil hem zelfs een kans gunnen. Hij was zo schattig dat hij zelfs al meerdere dode muizen is komen brengen. Niet om mij, maar om mijn meisje. En zij moet hem niet. Ik zou haar haast willen slaan. En hem ook. Besef een keer waar je mee bezig bent, vertel ik haar elke ochtend.

En dan realiseer ik me weer wat ik allemaal aan het verknallen ben. Meestal begin ik daar de alcoholconsumptie van de dag. Want ik wil vergeten. Ik wil vergeten wat ik had, wat niet paste, wat misschien nooit meer op mijn pad komt. Ik wil vergeten hoe ik fout ben voor iedereen. En al drinkende, word ik fouter. Het is ook een manier van bestaan. Spreek me maar eens tegen. Ondertussen drink ik me dieper mijn dal in. Soms vraag ik me af wie harder gered moet worden: de prinsessen die wachten op hun prins, of de verloren kerels die hopen op één touw in het drijfzand. Het ergst zijn zij die hun drijfzand boven alles verkiezen. En dan durven klagen over het uitzicht. Waren er boven maar wapperende gordijnen. De inkleuring telt ook.

Moeras


Verhaal door René van DensenDe caissière kijkt me ongeduldig en serieus aan. Ze herhaalt haar vraag. “Hoeveel weegt een kilo veren, meneer ?” Ik sta klaar met geopende portefeuille, licht naar haar gebogen, waarschijnlijk een diep ongelovige blik op mijn gezicht. Ik ben stomgeslagen. Zacht schraap ik mijn keel: “Pardon ?” Ze zucht, en wijst op een bordje aan de muur. Daar staat het ook. “Hoeveel weegt een kilo veren ?” Ik antwoord schuchter dat ik geen expert ben, maar dat het vermoedelijk een kilo weegt. Daar knikt ze stilletjes bij en vervolgt: “Hoe Lang is een chinees ?” Ik kijk naar de mensen achter mij in de rij, maar die kijken vooral vol ongeduld naar mij. Ik knik maar wat en zwaai met mijn betaalkaart.

Buiten staat een man met vieze kleren en een stapel daklozenkranten. “Waarom zijn de bananen krom ?” roept hij naar me. Ik sta weer met mijn mond vol tanden. Hij knikt vriendelijk, maar vraagt toch wat dringender: “Waarom zijn de bananen krom, meneer ?” Haastig loop ik verder en schud met mijn hoofd van nee. Wanneer ik mijn karretje in de rij terugplaats. rent er een vrouw met een winkelwagenmunt tussen haar vingers op me af: “Het is groen en hangt achter de auto, ra ra ?” Ik kijk haar verwilderd en bevreemd aan, ram mijn wagen in de rij, pluk haastig mijn eigen muntje eruit en loop haastig en met een ruime boog om haar heen. Verontwaardigd staart ze naar me. Haar ogen schieten vuur.

Onderweg naar huis houdt een koppeltje met een kaart me staande: “Waarom stak de kip de straat over ?” Even verderop staat iemand te zweten en worstelen met het verwisselen van een autowiel en wenkt me: “Ik ben toch niet gek ? Ik ben toch niet gek ?” Paniekerig fiets ik harder door en probeer alle vreemde vragen te negeren. Hoe harder ik dat probeer, hoe meer ze me omcirkelen. Thuis gooi ik de deur direct achter me op slot, sluit de ramen, en zet de televisie aan. Een donkerbruine moerassstroom aan vragen stroomt mijn woonkamer binnen. Paniekerig druk ik op de afstandbediening, maar de TV gaat niet meer uit. Snel stijgt de stinkende brij en ik word spartelend verzwolgen. Net voor de eindeloze brij me opslokt, vraag ik me af waarom er nergens de juiste vragen tussen zitten. En dan wordt alles zwart.

Niksdag


Verhaal door René van DensenIk maak altijd wat mee. Maar vandaag toevallig niets. Waar ik ook ga, wat ik ook probeer, er gebeurt niets noemenswaardigs. Geen gebeurtenis die er uitspringt, geen mens die opvalt. Geen vogeltje zoeft vervaarlijk laag over mijn hoofd en geen gekke brief valt op de mat. He-le-maal-niks. Er is ook niets bijzonders op teevee, er drijft niks geks in mijn koffie, en zelfs de poes doet niets ongewoons. Het is een ultieme niksdag. Je merkt het aan alles. Er gaat niks gebeuren, er valt niks aan te onthouden: deze dag zal onzichtbaar in de grijze brij vergetelen. Hij zal uit je geschiedenisboekjes weggelaten worden. Het is een dag die er ook moet zijn, maar waarom, dat kan niemand je uitleggen.

Aangezien je maar zoveel dagen hebt – de voorraad komt uiteindelijk écht ten einde, is me verzekerd – probeer je er eerst iets van te maken. Elke dag moet toch memorabel te maken zijn. Maar wat je je ook probeert te bedenken: iets geks om te gaan doen, iets interessants, iets belangrijks meemaken – niks schiet je te binnen. Van vandaag valt niks te maken. Dat heb je met de niksdagen. De niksdagen zijn die legers aan taken en gebeurtenissen die óók nodig zijn. Zo af en toe moeten die in één dag gepropt worden. Dat je aan het eind van de dag je verbaasd afvraagt wat je gedaan hebt, met je dag. Ja, niks dus. Althans, veel meer dan je denkt, maar je herinnert je er niks van. Dat je alle routinetaken die gedaan moesten worden, af hebt, dat dringt niet door. Dat je rust in je kop hebt genomen zodat er weer een volle storm in kan woeden, dat besef je niet. Het viel allemaal in het zwarte gat van de niksdag.

En nu je er plots wél aan denkt, is het best bijzonder eigenlijk, zo’n niksdag. Eigenlijk is het een Niksdag. Met een grote letter èN. Fijn dat hij er is, die Niksdag. Voor alles dat je eigenlijk maar Niks vindt. Het wordt de hele dag een Niksfeestje. Je hoeft er niet speciaal bij stil te staan met cadeautjes of zoenen op de wang, nee, Niks hoor. Je kunt het vieren door te Niksen. Of om Niks bijzonders te doen. Je moet oppassen dat het geen reusachtige feestdag wordt. Met allemaal commerciële vondsten die al snel verplichtingen worden. Dat mensen je een Fijne Nixdag wensen. Ja kijk, nu heeft het al een speciale letter x waar die niet hoeft. Daar ga je al. Je hebt het verpest. Reddeloos en treurig glipt de Nix, de Niks, de niksdag door je vingers. Het is een suffe ietsdag geworden. Nu moet je er wat mee. Nu moet je iéts. Dommerd. Het had zo’n mooie niksdag kunnen worden.

Zal ik anders een gedicht toevoegen ?

  • Ja, anders is het maar niks. (67%, 2 Votes)
  • Nee, gedichten vind ik niks. (33%, 1 Votes)

Total Voters: 3

Laden ... Laden ...

Tachtig


Verhaal door René van DensenTachtig werd hij. En het volk stroomde toe. Ik stond erbij terwijl een keur aan artiesten én publiek luidkeels zijn liedjes zong. De liedjes van de man, de legende, de vader van de Feesten. Het zijn de vijvenveertigste Feesten en waarschijnlijk zijn laatste. Althans, iedereen die ik ken die aan komt waaien, zegt dat. Zo gaat dat op de Feesten: je komt overal bekenden tegen, even, en dan zijn ze weer in een nieuwe richting voort. En je praat kort en vrolijk en oppervlakkig met elkaar. Maar één ding klinkt unaniem uit hun kelen: Het zijn de laatste Feesten voor Walter.

Het is écht gedaan, fluisteren ze geheimzinnig, alsof ze contacten met hem en zijn familie hebben die de pers niet heeft. Een samenzweerderige buig naar me toe wanneer ze dit zeggen. En nog frappanter: zeker zes mannen, die elkaar allen niet kennen, melden mij, al aanwaaiend en daarna weer doorwaaiend: “Ik heb nog met zijn dochter gefoefeld.” Even vraag ik me af of dat allemaal om dezelfde dochter gaat. Mijn langst plakkende gezelschap lacht: “Nee nee, pas op, hij heeft er drie hè.”

Walter doet ondertussen zijn best om mee te zingen. Ik schiet een ietwat vol als ik op het groot scherm een close-up zie van iemand die worstelt met zijn eigen liedjes. Of dat de emotie is of de ziekte, is me niet duidelijk. Maar het hele plein, en de tientallen artiesten op het podium, brengen de liedjes met des te meer verve en volume. Je zult tachtig worden en zo’n verjaardag mogen vieren. Nee, je zult tachtig worden en zo’n afscheid krijgen. Uiteraard hoop ik niet dat dit het eind is, dat er een wonder gebeurt en dat hij de zesenveertigste, vijftigste, honderdste Feesten mag meemaken. Maar, en nu buig ik even samenzweerderig naar u toe, ik heb uit veel bronnen gehoord: het is écht voorbij. Laat ons dus nog eentje drinken. Op Walter. De man die nooit zal sterven.

Je bedoelt Walter de Buck !

  • Ik heb nog met zijn dochter gefoefeld. (71%, 5 Votes)
  • Nee maar echt, Walter de Buck is een held. (29%, 2 Votes)
  • Dat is een held. (0%, 0 Votes)
  • Dat is verdomme een held. (0%, 0 Votes)

Total Voters: 7

Laden ... Laden ...