Listen to Zonnebrillen (1) byRené van Densen on hearthis.at
Zonnebrillen, dat waren ze. Daar pas zag ik in hoe belachelijk mijn baan was geworden. Ik zat teksten over zonnebrillen te schrijven. Wist ik wat de huidige zonnebrillenmode was ? Nee. Ik heb een zonnebril op sterkte en daar zit ik door de hoge prijs wel een aantal jaar aan vast. Wist ik eigenlijk iets van onze andere producten ? Ook niet echt. Ik gebruikte ze zelf niet. Het was idioot dat ik producten moest beschrijven die ik niet gebruik. Achteraf zette dat besef het eerste barstje. Het maakte ook niet echt uit. Ik kon de grootst mogelijke onzin schrijven die in mijn kop op zou borrelen. Het enige dat ertoe deed, was dat mensen de zonnebrillen zouden kopen. Hoe meer mensen ze zouden bekijken, hoe meer kans daarop was. Hoe opvallender de teksten, hoe meer mensen ze zouden bekijken. Hoe idioter de omschrijving, des te meer mensen zouden elkaar erop wijzen. Ik leunde achterover in mijn stoel en bedacht me dat mijn leven zinloos was. Of misschien was al het leven zinloos. Toch zeker als het doel ervan is dat iemand zonnebrillen verkoopt.
Het besef kwam net voordat de mensen in kantoor op rookpauze mochten. Ook al zoiets idioots. Allemaal tegelijk. De Fransman op onze afdeling deed nooit tegelijk mee. Een anarchist, kortom. Ik mocht hem wel. Schaapachtig keek hij vanuit zijn ooghoek als zijn collega’s in kolonne naar de rookruimte toogden. We hadden allemaal creatieve beroepen en we gingen allemaal op hetzelfde tijdstip naar dezelfde ruimte voor dezelfde handeling. Je had een kwartier. Daarin mocht je ook gerust koffie drinken. Of soep. Ik vond het normaal, maar nu ineens niet meer. Het was ronduit bizar. Na enkele minuten kwam de Fransman ook binnen. Hij bleef ook altijd veel later op de zaak dan wij. Het was waarschijnlijk om werkethiek te etaleren. Vervolgens deed hij niet veel. Hij zat. En luisterde. Wij spraken over het werk of over onzin. We moesten nog een heel stuk werkdag overbruggen op deze krampachtige ontspanning. Dus we ontspanden ons keihard. Ik keek naar mijn collega’s, die dit niet absurd vonden. En toen keek ik naar de Fransman. Hij keek naar niemand.
Ik vroeg me af of het erg was om dit werk niét te doen. Onmiddellijk dacht ik aan geld. En armoede. En de goot. Een, twee, drie. Haasje-over de afgrond in. Van A naar B. Ik vroeg me af hoe snel ik bij B zou belanden. En dat alles omdat ik schrijven over zonnebrillen onzin vond. Zou het zinlozer zijn om de afgrond in te gaan dan mijn dagen zo te moeten besteden ? Lang kon ik er niet over nadenken. Ons kwartier was om. Ik sjokte terug. Ik was bang. Ik moest aan de zonnebrillen geloven. Zonder de zonnebrillen zou ik verhongeren. Er zat niks anders op. Achter mij aan slofte de Fransman. Hij wist nog niet dat hij later deze week mijn nu nog ongeschreven zonnebrilteksten zou moeten vertalen.