Opperpater

Zenuwen


Verhaal door René van DensenDe Opperpater kijkt voor zich uit, naar de TV. Met een blik waarvan je je moet afvragen hoeveel hij registreert. In een stabiel tempo drinkt hij zijn halveliter bier leeg en rookt hij zijn sigaret. Blik aan lippen, filter aan lippen. En nog eens. Zoals een ander gewichtheft. Of de Vierdaagse loopt. Links, rechts, links, rechts.

Dan zwaait zijn oog naar zijn linker ooghoek. Rechtstreeks kijkt de Opperpater mij aan. Ik zit te staren en ben betrapt. Hij kijkt als een wild dier. Een wild dier dat nog niet zeker weet of je prooi, vriend of bedreiging bent. Een instinctieve respons. Hij draait zijn hoofd nog niet, maar hij heeft gezien dat ik zit te kijken. Als ik blijf kijken, zal hij zijn hoofd wel draaien en er iets van zeggen.

Ik besluit te blijven kijken. De Opperpater is een interessante man, waar verhalen over te schrijven zijn. Een man met een kleurrijk verleden. En een fascinerend heden. Een Opportunist, maar wel een Lieve. Een onbeholpen bonkige vent, maar met een klein hartje. Een fenomeen, vooral. Als u de Opperpater niet kent, zou ik me haasten hem te leren kennen. Nu kan het nog. Paradijsvogels als de Opperpater blijven zelden lang onder ons.

Ondertussen heb ik last van een leeg hoofd. Ik heb verhalen en belevenissen genoeg om over te vertellen, maar ze willen even niet meer voor de geest komen. Lastig, voor een schrijver. Gelukkig is er de Opperpater. Met de Opperpater maak je altijd wat mee. Meestal toch.

Ik blijf kijken en kijken. De Opperpater kijkt zenuwachtig. Zijn hoofd is al een beetje naar mij gedraaid; min of meer mid-draai, zogezegd. Nog niet in volle overgave een gerichte terugstaar, maar wel een subtiel signaal dat hij me opgemerkt heeft. Een zeker ‘hou eens op’ spreekt uit zijn blik. Ja, hij heeft zenuwen. Ik zie het nu. Hij snapt niet waarom ik staar.

Ik verontschuldig me en zeg dat ik wacht tot hij iets spannends gaat doen. De Opperpater zegt dat hij niets spannends meer doet. De Opperpater wordt niet meer verliefd en gaat niet meer op avontuur. Als de Opperpater zich aftrekt, dan komt er poeder uit. De Opperpater moet zelfs stil zijn in zijn eigen huis. Hij heeft alwéér een brief van de woningbouwvereniging gehad. Moet alwéér op het matje komen.

Dus de Opperpater doet even lekker niks meer, knikker. Ja, bier drinken en roken. Voor de rest blijft hij stabiel en soepel. Ik moet zelf maar wat gaan beleven, knikker. De Opperpater drinkt en zuigt aan zijn schuimsnor. Dan trekt hij hard aan zijn sigaret. Vervolgens drinkt hij nog een keer. Ik zit nog steeds te kijken. Hij draait nu de volle slag en kijkt me strak aan:

“De Opperpater is geen avonturenmachine, knikker.”

Sigaretten en pis


Verhaal door René van DensenIk ben voor het eerst in lange tijd weer in Club P. De Opperpater wil het wel weer eens proberen om mensen bij hem thuis uit te nodigen. “Maar dan wel vroeger op de avond, knikkers. Club P. sluit om middernacht. Vanwege de onderbuurvrouw.” Ik begrijp het wel, het is buiten veel te koud om te fietsen en de Opperpater is een natuurtalentje in opportunisme.

De gasten van vanavond zijn ik, de tekenaar en de krullenzeeuw. Hoewel enkel ik en de Opperpater roken, staat al snel de kamer blauw van de rook. We kijken een film, maar stieken vliegen er onderzoekende blikken heen en weer. Wie is het ? Van wie komt die gruwelijke pislucht af ?

Wanneer ik een biertje uit de koelkast ga halen, valt me op dat het in de gang en keuken nog erger is. Ik loop naar de badkamer, waar het toilet is. De Opperpater gebruikt zijn toilet nooit. Hij pist in het wasbakje. Ik spoel het wasbakje, en, voor de zekerheid, ook het toilet. Dan ga ik terug naar mijn biertje.

De lucht wordt alleen maar sterker terwijl we de film kijken. We spreken er schande van. De Opperpater zegt dat hij niets ruikt. Hij zegt dat er vórige week nog, met nadruk op vórige, alles met bleek gereinigd is. Niet door hem; door zijn moeder, uiteraard. Aanvankelijk denkt de Opperpater zelfs dat we hem samen voor het lapje willen houden, met dat geklaag over die pis.

Hij rookt de ene na de andere sigaret. De kamer wordt nóg blauwer. Sigaretten en pis, dat is alles wat we nog ruiken. Elk van de gasten probeert het te blokkeren. Het is allemaal té rock ‘n roll voor ons. Stiekem vermoeden we dat de Opperpater op zijn bank zit te pissen.

Monoloog


Verhaal door René van Densen“Ja, knikker. Dat is weer even geleden. Heb je wel wat te eten in huis ? Want ik heb niet echt een geweldige dag gehad. Ik voelde me al niet goed vanochtend. En dan heb ik ook nog boomstammetje met prei en gebakken aardappeltjes gegeten, maar dat was niet goed. Die gebakken aardappeltjes, die frituren ze gewoon, dus dat is al smerige zooi. En dat boomstammetje was helemaal verschrikkelijk. Dus toen kreeg ik ook nog op het werk diarree, heb ik heel mijn broek volgescheten. Dus ik na het werk naar huis, onderbroek en broek verwisselen. En wat denk je ? Ja hoor: moest ik ook nog eens een partij kótsen, niet normaal.”

“Oja, weet je nog die vrouw, waar ik verliefd op ben ? Ja, die blijkt dus al vijfentwintig jaar getrouwd te zijn. En nog steeds, dus. Dus ik weet niet of ik daar zoveel kans bij maak. Waar is die asbak, die mooie delftsblauwe keramieken asbak die je van mij gekregen hebt ? Ah, dank je. Ja, want dan wil de Opperpater hem ook gebruiken ook he. Bier, knikker ? Oh, je hebt nog, okee.”

“Ja en ik ben weer op het matje geroepen bij de woningbouw, knikker. Ik mag nu helemaal niks meer na tien uur. Ook geen Stapelwoord spelen met mijn moeder. De buurvrouw heeft zelfs gezegd dat ze last heeft van mijn laptop. Maar daar zitten 2 Watt speakertjes in, knikker. Acht jaar geen ellende gehad in die woning, en nu dit. Ze zegt dat haar werk eronder lijdt. Maar ik mag dus nu na tien uur geen kik meer geven. Laatst belde ze ‘s avonds omdat ik zo moest hoesten. Maar ik was verkouden, daar kan ik toch ook niks aan doen dan ? Maar ja, we zien wel. Ik heb trouwens nog een nieuwe mop, zullen we die opnemen ?”

Verliefd


Verhaal door René van DensenDe Opperpater drinkt uit zijn blik. “Ik ben verliefd, knikker,” stelt hij. Ik hef mijn eigen blik en feliciteer hem. “Ja, knikker,” zegt hij en drinkt. “Ze eet elke dag bij het minima-restaurant.”

Ik laat de Opperpater graag praten. Bij de Opperpater is het nooit nodig om te vragen om informatie, die komt er vroeg of laat wel uit. “Ze is vierenzeventig, knikker,” vult hij direct aan. Ik ben een tikje verbaasd. Niet dat de beschrijvingen van de andere vriendinnen van de Opperpater verrassende topmodellen schetsten, maar toch.

“Ze is zo broos,” zegt de Opperpater. “ik heb echt een zwak voor vierenzeventigjarige vrouwen. Ze zei tegen mij, ik ben vierenzeventig. Ik zei: mijn moeder is bijna tien jaar ouder. Meteen zei zij dat ze hoopte die leeftijd nog te halen. Ik zei bijna: en mijn moeder ziet er wel even veel beter uit dan jij, maar dat heb ik toch maar niet hardop gezegd.”

Maar je bent wel echt verliefd dus, vraag ik. “Jazeker, knikker,” zegt de Opperpater terwijl hij een blik verkreukelt. “Tegen dat zij honderd is, ben ik vierenzeventig.” Ik grap dat hij dan een jong vrouwtje van zijn eigen huidige leeftijd kan scoren. De Opperpater lacht.

“Maandag ga ik vragen of ik haar mag knuffelen,” zegt de Opperpater. Hij staat op om zijn met zijn hand platgeknepen halveliterblik weg te gooien. “Moet er nog iemand bier ?”

Remspoor


Verhaal door René van DensenIk vraag aan het spiegelbeeld in de keuken wat ik hier in vredesnaam doe. Ik ben weer in Club P. We kijken een film die ik heb meegenomen. Geen ondertiteling. Muziekfilm. Een teken voor de striptekenaar en de Opperpater om er luidruchtig doorheen te praten, blijkbaar. En de striptekenaar heeft zelf niet door hoe luidruchtig hij kan praten. Waarschijnlijk denkt hij dat hij op normaal volume praat, maar de eerste helft van de film heb ik gemist. Pas bij de tweede helft ging de striptekenaar ook actief meekijken.

Ik sjok naar het toilet met dezelfde vraag nog altijd onder mijn arm. Bedroefd kijk ik ook in die spiegel. Mijn leven gaat kanten op die niet de bedoeling waren. Ik sjok terug en nu pas, na ruim anderhalf uur, valt me op dat er een gekke streep op het kussen van mijn stoel staat. Ik vraag de Opperpater wat het is. ‘Remsporen,’ antwoordt hij alsof het om een weersvoorspelling gaat.

Enkele minuten later ben ik het kussen aan het afschrobben. De Opperpater snapt er niks van. ‘Die zijn al anderhalf jaar oud hoor, knikker,’ zegt hij. Ik schrob hard met het washandje dat ik in de badkamer gevonden heb. ‘Dat haalt niks uit,’ zegt de Opperpater, ‘met dát washandje veeg ik na het schijten mijn kont af.’
Ineens is mijn leven zo erg nog niet.

(Eerder op Facebook gepubliceerd, 29/03/2014, deze wou ik voor de nieuwe lezers nog even herhalen)

Ebolala


Verhaal door René van DensenSinds zijn benedenbuurvrouw heeft geklaagd, is het gedaan met de gezellige avondjes bij de Opperpater thuis. We zitten daarom vanavond maar weer met z’n allen in mijn woonkamer, in Club Blini. Ik heb maar één buurman, en die klaagt nooit over geluidsoverlast, aangezien hij zelf regelmatig muziek draait op een volume waar mijn koffiekopjes van rammelen. De Opperpater vraagt of we een film gaan kijken want hij heeft er zin in. Ik zeg dat we dat straks doen, want over een half uurtje komt een bekende van ons op TV. Oh ja, knikker, zegt de Opperpater. Hij had dezelfde vraag tien minuten geleden ook al gesteld. Ik verwacht dat hij het over tien minuten weer vraagt. Het is geen vergeetachtigheid; hij wil gewoon veel liever een film kijken.

We wachten tot een vriend van ons, de veelbelovende schrijver, op TV komt. Hij was uitgenodigd voor een TV-programma, ‘tenzij de actualiteit er weer tussenkomt’. Wanneer het programma begint, zien we zijn gezicht en weten dus alvast zeker dat hij langs zal komen. Opluchting, direct gevolgd door een geïrriteerd wachten tot de andere onderwerpen klaar zijn. Duurt lang… Ze hebben het over ebola. De Opperpater vraagt of we anders een film kunnen gaan kijken. Ik merk op dat het woord ebola eigenlijk heel lief klinkt. Zacht. Een beetje vrolijk, zelfs. Ik zing ‘ebola’ op het refrein van ‘volare’. Iedereen moet lachen.

En dan komen de eigen vondsten. Obladie, oblada, ebolaaaaa, laaaa… En ‘viiiiivaaa ebolaaa’. En (smokkelen hoort erbij) ‘her name was Ebola, she was a showgirl’. Ga zo maar door. Bij de eerste grappen schudt de Opperpater het hoofd, zoals het hondje van Loekie de Leeuw altijd deed. Maar al snel komt hij met eigen vondsten. De sprong naar ‘Lola’ was niet vergezocht maar wekt toch veel hilariteit. Zo gaan we nog even door met de ebolala tot ineens onze vriend, de veelbelovende schrijver op de teevee komt. We moeten zwijgen en luisteren. Onze vriend is nu aan het woord. Stil neuriën we nog de melodie van ‘Lola’ na.

Vrijdag 19/9: Na De Nacht (Incubate)

Incu14_Debate_AankondigingVolgende week vrijdag ! Tussen 12 en 1 ! Ja, ‘s middags. Het is kort dag, maar zet toch maar in de agenda: het wordt legen-wait for it…. darisch. Op het Incubate Café, een (gratis !) event tijdens het stadsbrede Tilburgse festival Incubate, worden allerlei presentaties en panels en andere zaken georganiseerd. En verdorie, dus ook een dingetje met René van Densen en broeder-in-crime AHJ Dautzenberg.

Hoezo jij en AHJ dan ?

In 2007 presenteerde ik mijn debuutbundel “Tilburg: De Anus van Nederland”. Ik was toen Nachtburgemeester van Tilburg. Het alter ego van Dautzenberg, ‘Troy Titane’, was mijn mede-nachtburgemeester (min of meer: hij verklaarde zichzelf op de huldigingsavond direct demissionair). Het boek, dat vooral ook over Tilburg en die nachtburgemeester-periode gaat, werd een wéék lang gepresenteerd. Ja, zeven dagen, en op zeven achtereenvolgende verschillende locaties. We maakten er een heel festival van, met medewerking van veel prachtige mensen. Het festival heette Zeik Bij Zeik West. U moet weten, ooit heette Incubate nog Zuid Bij Zuid West (en daarna ZXZW). Het was dus een knipoog naar dit specifieke festival. Sterker, we hebben de organisatie mogen interviewen op het podium, en ze leverden zelf nog een artiest aan. Het was magie.

Okee, maar waarom nu dan ineens weer ?

Ja, dat idee kwam dus van de mannen van Incubate af. Het festival bestaat 10 jaar, en dat Incubate Café organiseren ze dus ook deels om met mensen die voor hen het afgelopen decennium zo onvergetelijk hebben gemaakt, weer iets leuks te doen. Zo dachten ze dus ook aan mij en AHJ Dautzenberg. Of we, voor het eerst in 7 jaar, weer iets samen willen doen, en wel op Incubate. Wij zeiden meteen ja, ook al is het kort dag en hebben we het allebei erg druk. We gaan ook heus niet in ons eentje optreden, maar brengen een keur aan gasten mee. Althans, als de mensen die we gevraagd hebben (nogmaals, het is wat kort dag) beschikbaar zijn én willen komen.

“Na De Nacht”

We noemen het programma “Na De Nacht” en het belooft een bijzonder, veelzijdig uur te worden. Vol absurdisme, muziek, segs, druks en rok ‘n rol.
Nick J. SwarthAHJ DautzenbergRené van DensenDe OpperpaterJohan van TilburgMoordkuilGert BruninkAndrew GoldsteinFrank TilemansSowieso zijn nu al bevestigd:

Er zullen in de komende week nog wel wat meer updates van dit evenement verschijnen, maar zet nou maar gewoon met dikke vette stiftletters in je agenda of op je kalender: Vrijdag 19 September, 12:00 – 13:00, Tilburg, Dudok, Incubate Café. Gewoon KOMEN.

Is er een Facebook dinges ? Jahaa, er is een Facebook dinges.

Plas

vijverfeest


Slecht nieuws van de Opperpater. Hij mag op de dinsdagavond geen Club P. meer organiseren, want de benedenbuurvrouw heeft officieel geklaagd. Dus vraagt hij of het oke is als we ‘Club Blini’ doen. Blini is de naam van mijn poes, zij is de baas in mijn huis. Ik vraag de poes of zij het goed vindt, en ze zwijgt. Zwijgen is toestemmen.

Mijn gasten komen altijd via de achterpoort. Wanneer de Opperpater ‘s avonds arriveert, weet ik even niet wat ik hoor. Ja, eerst een fiets die op slot gezet wordt. Maar dan een geklater. Ik sta niet op van de bank. Ik lig prima. Als de Opperpater binnenloopt, vraag ik hem of hij in mijn tuin gepist heeft. Ja, zegt de Opperpater. Geen verdere uitleg. Later die avond zegt hij dat hij in de vijver gepist heeft. Wanneer ik zeg dat ik dat erg vind, omdat daar vissen in wonen, zegt hij dat hij niet in de vijver heeft gepist. ‘Aan het voorportaal, knikker,’ zegt hij, ‘in het riet’. Er staan drie grote grassprieten naast mijn vijver. Ik weet dus zeker dat hij toch in de vijver heeft gepist. Ik vraag hem vriendelijk maar mild streng of hij dat toch maar niet meer wil doen. Dat is goed, knikker.

Wanneer hij weer vertrekt heeft hij een grote hoeveelheid halve liters op. Ietwat wankel staat hij naast zijn fiets. Hij loopt langs de vijver. En jawel. Plons. De halve tuin staat onder water. Geen buitenlamp. Ik kan in het donker niet zien of er vissen liggen te spartelen (zien we morgen wel – jahaaa ik zet mijn wekker.) De Opperpater spartelt ondertussen erop los. Ik laat hem. Misschien spartelt hij zijn plas uit de plas. Ondertussen weet ik niet zeker of Club Blini door gaat. Ik zal het straks de kat nog eens vragen.

Driedee


Verhaal door René van DensenAan de ingang van de bioscoop treffen we elkaar. De Krullenzeeuw zit van de zon te genieten. De Opperpater rookt. Als u de Opperpater nog nooit heeft zien roken, moet u zich daar een sigaret bij voorstellen die brandt alsof het de lont van een tekenfilmbom is. Zo snel dus. Al vlug kunnen we dus naar binnen. Voor de mensen die heel lang niet meer in een bioscoop zijn geweest: binnen in de bioscoop mag je niet meer roken.

In de hal staat een lange rij. Er staan ook automaten. Eerst staan we in de rij. Die gaat enorm traag. Ik had op de site van de bioscoop gezien dat ze personeel zochten. Ik kan dit veel sneller, denk ik ongeduldig. Maar niks teruggehoord. Dat mensen hun kaartje op tijd voor de film kunnen aanschaffen, is geen prioriteit. De Opperpater wijst naar de automaten. We zuchten en stappen uit de rij.

De machines werken ingewikkeld. Ineens moet je er een driedee bril bij kopen. Kost een euro. De Krullenzeeuw zegt dat hij dat niet hoeft. Hij heeft een bril van een andere bioscoop. Hij bespaart zo de euro. Na een boel gepruts lopen we naar de trap omhoog. Daar staat een jong, flink arrogant kijkend jongetje. Hij vraagt om onze kaartjes, terwijl zijn enige taak is driedeebrillen te verstrekken. De Krullenzeeuw toont zijn driedeebril. De trapjongen zegt dat die bril fout is. De Krullenzeeuw zegt dat hij dan graag voor een euro een driedeebril wil kopen. Dat kan niet. Het kan ook niet via de automaten. De Krullenzeeuw moet terug in de kassarij gaan staan. De rij is langer geworden. Ik en de Opperpater hebben medelijden maar we willen ook graag de film zien. We zeggen dat we de Krullenzeeuw zo wel boven zien. Die vindt dat okee.

De Opperpater hijgt en piept als we de lange trap hebben opgelopen. Hij zegt dat hij vandaag geen trap meer op gaat lopen. Ik zeg dat dat een probleem kan worden, omdat hij zelf op eenhoog woont. Dat kan hem niet schelen, knikker. Boven staat er de volgende lange rij. Snacks. Hadden we kunnen verwachten. Terwijl we wachten, vraag ik of we niet aan de Krullenzeeuw moeten vragen wat hij voor snacks wil. Halen we die ineens voor ons drieën. De Opperpater zegt dat dat een goed idee is maar dat ik dat moet doen. Hij wil die trap niet meer zién. Ik hobbel de trap af. De Krullenzeeuw is bijna aan de beurt in de kassarij. Hij zegt dat hij zo naar boven komt.

De snackrij gaat nog trager dan de kassarij. Er is één snackbediende. Eindelijk is ook de Krullenzeeuw er. Hij is kwaad. Hij zegt dat ze aan de kassa het lef hadden om een euro zestig te vragen voor de driedeebril. Hij antwoordde dat hij dat niet pikte, want de meerwaarde was een euro en hij had netjes zijn kaartje gekocht. Na een boel discussie gaf het meisje aan de kassa mee en mocht hij een driedeebrilkaartje voor een euro kopen. De arrogante trapjongen gaf hem de bril met een schamper lachje. Voor de Krullenzeeuw is de film nu al een beetje verpest. Hij zegt dat het hem niet om die zestig cent gaat, maar om het principe. We nemen wat frisdrank en enkele beugelflessen bier. Die kosten bijna net zoveel als het bioscoopkaartje.

Eindelijk zitten we in de zaal. Driedeebrillen op. De film was al begonnen. Het is een film over een schalkse dief. De schalkse dief haalt spannende driedeecapriolen uit op het scherm. Het publiek oehht en aahht. De schalkse dief werpt een speelse knipoog door het scherm naar ons toe. Hij haalt nog wat koddige streken uit. Dan is plots de schalkse dief verdwenen. Nergens meer te bekennen. En plots klinken er paniekgeluiden her en der in de bioscoop. Wanneer we naar onze broekzakken grijpen, snappen we waarom. Alle portemonnees zijn gestolen. Dat is wel écht heel erg driedee. Terwijl we naar buiten lopen, zegt de Krullenzeeuw dat hij waarschijnlijk nooit meer naar de bioscoop gaat.

Klein


Verhaal door René van DensenDe Opperpater is onze kapitein en Club P. is zijn schip. Wij zijn maar passagiers. En hebben ons te schikken. Opperpater is wel een hele goede kapitein en zorgt dat we niks tekort komen. Zolang het tenminste om bier gaat, dat we zelf hebben meegenomen. De geluidsdempende muur is dicht en we praten zo zachtjes mogelijk. Tevreden beziet onze Opperpater het geheel en vindt dat de Club zo op dit moment af is. Te gast zijn Willem met de WK Trauma’s, en ik. Ik ben het stilste. Mijn geld raakt langzaam op en mijn meest kansrijke sollicitatie is ook op een afwijzing uitgekomen. Ik weet niet wat ik moet doen.

Willem met de WK Trauma’s zegt dat ik stom ben geweest, dat ik van het begin recht had op een uitkering en dat ik die had moeten nemen. Ik zeg dat ik er binnenkort aan moet geloven, maar misschien zelfs gestraft word omdat ik die niet direct heb aangevraagd. De realiteit is zelfs dat ik daardoor misschien een maand op die uitkering gekort word. Ik zeg dat dat absurd is. Dat is Willem met me eens. Ik verdien verdomme een beloning, grom ik, dat ik het eerst op eigen kracht en eigen centen heb geprobeerd. Ja, zegt Willem, maar dit is niet ons spelletje, het is hun spelletje. Speel het op hun manier, zegt Willem met de WK Trauma’s. Ik zucht en drink mijn bier.

Het lijkt net of het bierblik groter wordt. Verbaasd kijk ik ernaar, maar het blijkt echt waar te zijn. Al snel kan ik het niet meer in mijn hand klemmen. Dan pas merk ik dat mijn stoel ook groeit. Alles groeit, wacht, nee, ik krimp. De Opperpater en Willem kijken naar de film op TV en merken niks. Ik word kleiner en kleiner. In paniek grijp ik me aan vanalles vast, inmiddels aan de stofvezels van mijn stoelkussen. Dan bungel ik ineens tussen de vezels in, boven een snel wijder gapende afgrond. Mijn vingers verkrampen. Ik weet niet hoe lang ik het houd. Ik hoor de Opperpater verbaasd vragen waar ik heen ben. Willem weet het ook niet.