Ijdele schrijverheid

Biecht

Ik neem nog een slok en vervolg: “Weet je, eerlijk gezegd, mensen vallen vies tegen. En ik reken mezelf daar zeker onder, maak je geen zorgen. We doen ons best en af en toe verrassen we elkaar, maar of we echt berekenbaar zijn en blijven is zeker op lange termijn vaak een ding.”
Hij knikt bedompt, snapt wat ik bedoel. Niet alle, maar wel veel, dat soort werk. “Ja, dat is zeker waar. Soms heb je geluk en heb je enkele mensen in je leven die dat kunnen volhouden.”
Ik haast me om te zeggen: “Uiteraard, en die moet je dan koesteren door zelf ook lief terug te zijn he. Als dat lukt, toch. Als je het kunt opbrengen ook. Soms zijn we helaas zelf ook de klootzak naar een ander, het komt voor.”
Hij keek me scheef aan. “Dat is wel heel eerlijk. Durf je dat toe te geven ?”
Ik grinnik: “Liever niet natuurlijk. We zijn allemaal de held in ons eigen verhaal he.”
Hij drinkt: “Tja, mensen vallen inderdaad vies tegen.”
Lees meer

Jij bestaat echt


Een bevriend schrijver, laten we hem Poubert noemen, viert het verschijnen van zijn nieuwe boek. In de barruimte van zijn ateliercomplex staat het vol met jonge, hip geklede mensen die smerig Randstadbier sippen en diepinteressante gesprekken voeren met elkaar. Ik leun aan de bar en ben de enige die het biermerk uit het zuiden des lands drinkt. Het is niet vandaag. Het is, denk ik, zo’n tien jaar geleden. Ik ben zeer romantisch van aard maar op literair gebied verkies ik wél de tegenwoordige tijd boven de verleden tijd. En nu ben ik even de schrijver dus bemoei je met je eigen zaken.
Lees meer

Artist In residence


Mijn huis belt en feliciteert me. Ik ben net wakker en heb een kater. En een poes op schoot. Ik vraag voor wat het is. Mijn huis zegt dat ik verkozen ben als de komende Artist In Residence. Ik kijk even om me heen. Ik ben al in mijn huis. Maar als mijn huis een spelletje wil spelen, speel ik het mee. Ik antwoord: Goh. En: Leuk zeg. En: Wat houdt dat in ?
Lees meer

Gratis voorwoord (3)


Soms zit het hem in die eerste zin, helemaal aan het begin van de tekst, die openingszin die je direct bij de strot grijpt en niet meer loslaat, met stramme handen als een gerevaloriseerd lijk in een griezelprent, en niet enkel je strot maar ook je oogbollen, het klauwt je muurvast aan elk woord, elke lettergreep, je kunt zelfs niet verder lezen, zo krachtig is die zin, je durft zelfs niet verder te lezen want wat als de tweede zin puur stront is, na zo’n goede eerste zin, dat zou een gigantische tegenvaller zijn en je teleurstellen in de schrijver, hoewel, misschien is het de schrijver zijn – of haar, om niet seksistisch te doen, of is dat onderscheid juist seksistisch en moeten we het beroep van schrijver als onzijdig zien en spreken van het schrijver of hoe zit het allemaal tegenwoordig enfin we dwalen af – schuld niet eens, maar van de redacteur, die de opvolgzin misschien wel vermangeld heeft, want ervaring is ook niet alles, soms moet je zo’n schrijver gewoon zijn haar het zin laten doen, het gang laten gaan, vertrouwen dat alles goed komt, er worden immers al zo veel domme dingen in de wereld gezegd om nog niet te spreken van de slechte muziek die er gemaakt wordt maar enfin we dwalen af, dat zelfs één goede openingszin eigenlijk al heel wat is, knap hoor, en hoe oud is het schrijver eigenlijk, zo jong nog en dan al zo’n impressionante zin schrijven, daar gaan we nog veel van horen of nja lezen natuurlijk, dat ligt tenminste wel in de lijn der verwachting, al is dat ook meteen oneerlijk naar zo’n schrijver toe, die heeft immers al met die ene zin meer gepresteerd dan menig ander mens in heel zijn of haar of het leven zal doen, schrijf verdomme maar eens zo’n zin, toe maar, ik wacht wel, nee lukt niet he, dat valt tegen, je denkt veel te snel dat kan mijn neefje ook, maar doe het maar eens, een zin die zo prachtig is in al zijn eenvoud, in zijn bondigheid, die gewoon geen woord meer nodig had dan hij gebruikte, waar je geen naklank vanaf kunt poetsen, zo’n zin die gewoon áf is, die je in enkele rake woorden direct het boek in zuigt, kolkt bijna, je wil nog even naar de realiteit klauwen maar het is te laat, bij de eerste woorden wist je eigenlijk al, ik ben verloren, we moeten door dit ganse boek heen, door enkel die ene zin waarmee het start zit je vast, gevangen, is je lot besloten, dat is pas de kracht van zo’n zin, en dat is weinig zinnen gegeven, maar heel af en toe, heel soms, heb je zo’n zin uit duizenden dus, waarvan je eigenlijk niet wil dat hij eindigt, elke lettergreep op je tong proevend, als een geliefde in een verdwaalde zomernacht die zoet uit de hand loopt en waar je van weet dat bij het ontwaken deze spoorloos verdwenen zal zijn, zo’n zin waar je gewoon geen punt achter wil zien staan, ja heus, zo heel af en toe zit het hem in die eerste zin. Soms ook niet.

Gratis voorwoord (1)


Zo af en toe kan ik dat niet laten, door een boekwinkel dwalen en de kaften strelen. Ik stel me daarbij voor dat een camera mij volgt. Met messcherpe focus op mijn vingers, de miniemste huidlijntjes en oneffenheden cinematisch in beeld, de winkel onscherp in een pastelkleurige achtergrond. Al die veelkleurige kaften versmolten met elkaar in bonte vlekken.

Alleen dát beeld al. Eindelijk al dat kleurgeweld verzacht, onschadelijk gemaakt. Wie ooit een burn-out heeft gehad, weet hoe luid de visuele schreeuwen kunnen zijn. Als je geen filter meer hebt. En alles rechtstreeks op je netvlies, in je kop belandt. Vormgevers mogen zich daar best wat meer bewust van zijn. Boekverkopers trouwens ook. Wat is er mis met de boeken op kleur ordenen ? Het boek dat we zoeken, vinden, lukt toch zelden of nooit. Bijna altijd moet je alsnog even schuchter een medewerker benaderen met je storende en ongetwijfeld domme vraag.
Lees meer

Carnaval kraken is: zowel gang als paard benoemen


Jamaar hey, nog eventjes iets over dat paard dus he. Dat edele dier dat in die plompverloren gang stond. Dat blijkt ineens een jambische hexameter te zijn. En dat gang vol paard is een jambische heptameter. Ik snap er geen fuk van maar de Twitters zeiden zoiets. Google zegt dat jambisch vooral iets met kort en lang is. Gefundenes Fressen voor de lettergreepfetisjist.

Voor Plato stond het kwaadaardig paard symbool voor de lust. Daar lust echter menig paard haver noch gortigheid van. Gentse veulens draafden wel op een gang vol wit paard af. Ze gingen daar méér dan enkel een wit voetje halen. Maar de flikken kenden hen allang van haver tot gort. Ze hadden zich beter dartel aan carnaval gewaagd. Je weet wel, dat gewoel, dat je beleeft op je gevoel.
Lees meer

Feestjes


Je hebt van die mensen die als ze een boek hebben uitgelezen, dat in een kast bewaren, als een trofee van de afgelegde route, en zo hun huis volbouwen met uitgelezen boeken die ze daarna nooit meer aanraken. Helaas voor mijn boekverkoop ken ik dergelijke mensen te weinig. Met statistische inschatting en logisch redeneren concludeer ik echter dat ik dergelijke mensen minstens in een fors aantal in mijn leven heb gekend. Ik heb veel mensen gekend en daarna ongekend, dus daar moeten mensen tussen zitten die hun boekenkasten volbouwen met leestrofeeën.
Lees meer

Pet


Ik leg een pet voor mij op het trottoir en ga gehurkt zitten. Dan kraak ik mijn knokkels en begin te schrijven. De mensen lopen door, naar hun werk, druk in de weer met prikplankjes voor hun neus. Sommigen praten tegen de prikplankjes, vertikaal op hun hand. Niemand beweert dat wat ik doe geen werken is, maar hun wegkijken spreekt boekdelen.
Lees meer

Zin


Ook vanavond heb ik weer eens een schrijver te logeren, die bevriend is, een bevriende schrijver zogezegd of zogeschreven, zoals er de laatste maanden wel meer in mijn logeerbed verbleven hebben, waarbij mij altijd een beetje de twijfel bekruipt of ze hun schrijvende vriend komen bezoeken of de mooie en interessante stad waar hij woont waar toevallig iemand met een relatief goede inborst hen wel een gratis slaapplek verstrekt, maar dat zou te toevallig zijn aangezien de bevriende schrijvers van zeer verschillende karakters en stijlen zijn, zoals de ene schrijvende vriend die ik laatst op bezoek had die alles wat er gezegd en gedaan werd, in een zakboekje noteerde, en een andere vriend die heel vaak vind dat ik veel te veel woorden gebruik als ik iets wil zeggen, dat mijn zinnen vaak ook te lang worden, waar ik zelf niet zo veel van merk maar misschien verklaart het waarom ik relatief weinig lezers heb, en dat soort gesprekken en overpeinzingen leiden er dan weer toe dat ik uiteindelijk over schrijven ga schrijven, een fout die veel schrijvers maken en die ik zelf ook verfoei maar als je zoveel met schrijven bezig bent in je hoofd hou je weinig anders om over te schrijven dus dan schrijf je over schrijven en niet over niet-schrijven, dat schrijf ik je op een briefje, al probeer ik best nog wel eens in de gesprekken met bezoekende schrijvers het gesprek over een andere boeg te gooien, maar ook zij zijn de ganse dag met schrijven bezig natuurlijk, dus die boegen niet zelden doodleuk het gesprek weer terug, waarop ik hen meestal dan maar bier aanbiedt om hen te doen zwijgen, want al dat spreken over schrijven, daar wordt een mens ook niet gelukkiger van, meen ik toch, en dat spreek ik heel af en toe ook wel eens uit, mogelijk zelfs vanavond, tegen de schrijver die komt logeren, waar ik nog ooit eens briefwisselingen mee schreef over een keer dat ik bij zijn editie van De Sprekende Ezels zou gaan optreden als dichter, in zijn stad, en nu is hij in mijn stad, om hier bij De Sprekende Ezels te gaan optreden, en hij zal waarschijnlijk verwachten dat ik wel mee ga, maar eigenlijk zie ik hem nooit bij mijn optredens dus ik twijfel nog enorm, en om de twijfel weg te nemen kijk ik of andere vrienden van me misschien mee willen, vrienden die niet de ganse avond over schrijven gaan praten, maar met wat rondvragen blijken bijna al mijn vrienden schrijvers te zijn, wat wellicht ook verklaart waarom ik zoveel schrijvers te logeren krijg, en ik moet dus mijn vriend, de schrijver, teleurstellen zodra hij aan mijn poort staat en vraagt of ik mee ga.
Ik zeg dat ik geen zin heb.