Listen to Complot byRené van Densen on hearthis.at
Vurig verdedig ik dat het een soort rite of passage was. Het moment dat me eindelijk werd verteld dat Sinterklaas niet bestond. Bij mij aan tafel: iemand die het jaren eerder dan zijn leeftijdsgenoten al wist, iemand die het als een opluchting zag na jaren bang zijn van Sinterklaas en Zwarte Piet, en ik zelf. Ik wou het eerst heel lang niet geloven en ben nog op de vuist gevlogen met andere kinderen, want hoe durfden ze, natúúrlijk bestond Sinterklaas ! En toen het eenmaal verteld was, zat ik in het complot. Mijn jongere broer mocht het immers nog niet weten. Het was een ruw wakker worden: als men wilde, kon heel de wereld samen tegen je jokken.
Haar ogen registreren tranerig ale clichés van de drukbezette barman. Zijn handelingen, zijn klanten, zijn kont. Zwaaiend wervelen er wat festivalbandjes aan haar arm die niet getuigen van kamperen in de modder. Alles is pose, tot haar strakke haarknot toe. Iedereen in dit café is onorigineel. Ik ken de originele afdrukken van wie ze waren: ze waren tien jaar jonger en ze kenden mijn naam. Dit zijn hun nieuwe-generatie imitaties. Mensen die niet in Sinterklaas geloven.
Mijn goede vriend is een van de weinige mensen die ik als een Goed Mens zou bestempelen. Hij, en de vrouw achter No Guts No Glory. De mensen die zich oprecht voor de medemens inzetten. Die écht geven, geven, geven. Er helemaal voor gaan om de wereld beter te maken. Ik ken twee van zulke mensen. Mijn droom is om er uiteindelijk vier te kennen. Misschien maak ik mezelf dan de vijfde.
Het was één grote ontnuchtering. Toen ik het hoorde. Ik was ook echt al erg oud, relatief, voor ik de overgang mocht plegen naar de andere kant van het complot. Net tiener aan het worden. En dan komt zoiets stevig aan. Onmiddellijk geloofde ik niets meer. Het nieuws niet. De lesboeken niet. Mensen in autoriteitsfuncties niet. De Bijbel ! Die dag ontstond mijn fascinatie voor de Duivel: de man die gedwongen was de tegenhanger van God te zijn. De Gevallen Engel die twijfel moest zaaien door te promoten dat mensen voor zichzelf nadachten in plaats van de Wet Uit Het Boek te volgen.
In dit café is iedereen een kopie van een kopie van een kopie, en dan nog opgepoetst. Waar de originelen rauw, zoekend, beschadigd waren, zijn dit de vintage vlekkeloze nazaatjes. Ik stond wekelijks te headbangen tussen de originelen. Deze generatie zoekt braaf en ruim voor sluitingstijd hun jas. Ineens wordt Rage Against The Machine’s Killing In The Name Of door de speakers geperst. Een heel café knikt blasé op de maat van het nummer mee. De tekst dringt bij niemand door. De DJ gooit op voorspelbare momenten het nummer stil en braaf brult een voltallige generatiekloof de gaten vol, om daarna obligaat te dansen. Geen headbang: swingen. Alsof men hier een plicht te vervullen heeft. Het erkennen van het bekende nummer.
In de twee mensen die ik sinds mijn Sinterklaasonthulling koester, herken ik Sinterklaas. Ik zoek er nog twee. Het is niet voldoende: twee. Om mijn vertrouwen in de medemens te herstellen. Ik wil het dubbele. Pas dan zal ik ophouden achter de hele wereld, jong en oud, een complot van lafhartigheid en verraad te zoeken. Althans, dat hoop ik toch. De desillusie klopt door mijn aderen. Ik dacht dat mijn generatie écht iets ging doen. Zelf blijf ik bezig. De twee Sinterklazen blijven ook bezig. Maar teveel mensen zijn inmiddels verdwenen. Door een soort wormgat: richting de wereld van de Mensen Met Kinderen, of de Mensen Die Er Niks Meer Om Geven. Een paar jaar geleden vonden ze nog vurig dat de wereld helemaal anders moet. Nu hoor of zie je ze letterlijk nergens meer. In hun plaats: hun jongere kopieën.
Dit is een generatie zonder een greintje protest. Een hele lichting mensen zonder oprechte empathie. Of misschien is het bij mij stuk, geknakt, en projecteer ik het op hen. Het is lekker makkelijk, kritisch zijn op jonge jongens en meisjes in mooie kleren die onzeker en braaf laveren door een protestcafé-van-weleer dat nummers van andermans jeugdjaren in Surround Sound uitkotst. Wellicht wensten ze allemaal dat de muzikanten, schrijvers en politici van hun tijd net zo polimistisch en puur hun meningen zouden uiten als in, wat ik, met mijn eerste grijze borsthaar, ‘mijn tijd’ mag noemen. Misschien ben ik nu officieel een ouwe zeikerd geworden. Hoe dan ook: ik sta niet stevig genoeg op mijn notabene.