Kaftloos

Het enkelvoud van ons

Hier woont nu
het enkelvoud van ons
in een ontzagloos onzige ruimte
met oneindige lengte maar
halfgesleten breedte
en de diepte
geeft hoogtevrees

Hier woont nu
het enkelvoud van ons
en ik kan er niet uit
in een stiller volume waar
een kat geen vloeistof meer wordt
maar het eindelijk weer koud
genoeg is om te leven
dat is een ding dat thermostaat

Hier woont nu
het enkelvoud van ons
ik ken de hoeken, merk mijn muren
sluit en open de ramen, de deuren
blijven dicht, geen spleet die tocht
maar er is wellicht weer
ruimte voor meer fouten.

Plek

Een vreemde leegte, een hol vanbin,
vol van holte, groot gemis erin,
een existentnie, een grof verdriet,
een je ne sais qua, het groot rond niet,
een meer vol minder, een les in more,
een plots ontloren, edoch nooit daarvoor,
een wist niet dat nodig, nu weet ik plots wat,
grof overbrodig, ik wou dat ik had,
een losse waarde, een pak het beet,
een verse spijtigheid, een ledig leed.

Kerf mij weg, in graniet,
lijn voor bocht, gevangen verdriet,
letters en cijfers, al dat mij rest,
leg me te rotten, dat lijkt me nu best,
mijn naam slijt in lijnen, maar zelf eb ik weg,
gewoon langzaam verdwijnen, verder niets dan domme pech,
op- af- en uitgeleefd, klaar met creperen,
wormen hollen mijn kop nu uit, niets meer te leren,
een zinnetje moet mij typeren, ach doe eens gek,
hier lig ik en sta niet meer op, maar wel

op een mooie plek.