Plek

Een vreemde leegte, een hol vanbin,
vol van holte, groot gemis erin,
een existentnie, een grof verdriet,
een je ne sais qua, het groot rond niet,
een meer vol minder, een les in more,
een plots ontloren, edoch nooit daarvoor,
een wist niet dat nodig, nu weet ik plots wat,
grof overbrodig, ik wou dat ik had,
een losse waarde, een pak het beet,
een verse spijtigheid, een ledig leed.

Kerf mij weg, in graniet,
lijn voor bocht, gevangen verdriet,
letters en cijfers, al dat mij rest,
leg me te rotten, dat lijkt me nu best,
mijn naam slijt in lijnen, maar zelf eb ik weg,
gewoon langzaam verdwijnen, verder niets dan domme pech,
op- af- en uitgeleefd, klaar met creperen,
wormen hollen mijn kop nu uit, niets meer te leren,
een zinnetje moet mij typeren, ach doe eens gek,
hier lig ik en sta niet meer op, maar wel

op een mooie plek.

Catsitter


Verhaal door René van DensenDe catsitter mompelt dat hij het woord catsitter maar een raar woord vindt. De catsitter zou de catsitter niet zijn als ik geen catsitter nodig had. De catsitter is veel in Gent, ik ben minder in Gent, mijn kat is constant in Gent. De catsitter rolt een sjekkie en likt zijn vloei. De catsitter drinkt mijn bier op. De catsitter legt zijn voeten op mijn woonkamertafel. De catsitter snuffelt tussen mijn films. De catsitter eet mijn fruit. De catsitter veegt zijn voeten nooit. De catsitter schept soms de kattebak leeg met mijn spatel, ontdek ik wanneer ik mij een ei wil bakken. De catsitter heeft de tray van het bier leeg op tafel achtergelaten als sein dat er boodschappen gedaan moeten worden. De catsitter heeft enkele van mijn boeken op straat verkocht maar betaalt me volgende week terug. De catsitter heeft iets onbestemds tegen het plafon geplakt en het valt nog altijd niet naar beneden. De catsitter wil nog wel eens in een existentiële crisis zitten op het toilet. De catsitter schreeuwt op zondag teksten van obscure Duitsche schlagers. De catsitter staat eigenlijk liever. De catsitter spreekt altijd de naam van mijn kat verkeerd uit. De catsitter luistert met een half oor terwijl hij naar zijn telefoon staart. De catsitter hoor je van heel ver aankomen. Ik vertel de catsitter dat ik Wim Paeshuyse wel eens een verhaal heb horen vertellen waarvan elke zin steeds hetzelfde begint. Ook vertel ik dat dat verhaal ooit Joubert Pignon heeft doen opstaan, naar zijn kast lopen, een boek pakken, bladeren, en een verhaal voor te lezen waarvan elke zin steeds hetzelfde begint, waarna Joubert Pignon demonstratief het boek open op tafel voor mijn neus neerlegde. De catsitter zegt dat hij nooit een boek leest. Mijn kat is al dagen kwijt.