Listen to Varken van het Vrije Woord byRené van Densen on hearthis.at
Mijn vriend vraagt wat ik wil drinken. Koffie, zeg ik. Hij zegt dat zijn water afgesloten is, maar koffie moet nog lukken. Terwijl zijn apparaat een bakje koffie ratelt, laat hij zien wat hij gekregen heeft, ter compensatie van de werkzaamheden waardoor hij zonder water zit: één plastic voorraadzak water. Genoeg om van te drinken, dat wel, maar een spoelbak vullen of douchen lukt daar niet mee.
In Prozacstad was er een nijpend tekort aan waakhonden. Van de democratie. Dus werd er een avond georganiseerd, met een Initiatief. Dat moest het vrije woord weer aanmoedigen.
Hij zet de koffie op tafel en even zwijgen we. Is wel lekker. Er wordt al zoveel gezegd. Ik vraag hoe het nu gaat. Ik heb mijn vriend zeker een maand niet gezien.
De avond werd ingeleid door voor te lezen uit een Boos Boek. In dat boek krijgen achterkamertjespolitiek en de huichelachtige katholieke mores er fors van langs. Daarna was er gelukkig muziek.
Mijn vriend zit middenin een rechtzaak. Hij werd onlangs onterecht ontslagen en vecht nu voor zijn gelijk. “Het lijkt erop dat ze het gaan afkopen,” zegt hij. Jammer, zeg ik. “Ach,” zegt mijn vriend, “zo heb ik ook weer een jaar huur.”
De zaal mocht vervolgens in discussie, over het vrije woord. Er klonken Boze Woorden over en weer. Maar geen stemverheffing. Iedereen vond het vrije woord heel belangrijk. En iedereen was overigens ook al met een intiatief bezig om het vrije woord te ondersteunen. Ondertussen moest iedereen nog maar zien wat er uit het Initiatief komt.
“Ik heb waarschijnlijk geen toekomst meer buiten het dwars zijn,” zegt mijn vriend. “Inmiddels kleeft aan mijn naam dat er altijd gezeik met mij is. Niemand neemt mij meer aan. Jammer genoeg zijn zelfs de steunbetuigingen daardoor in feite schadelijk. Grappig, eigenlijk.”
Een enorm goeie en over de hele wereld bekende muzikant mocht vervolgens optreden. Iedereen begon er luid doorheen te praten. Er waren hapjes en er was drank. De muziek verdronk in het gekakel.
Ik vraag of mijn vriend het zwart in ziet. “Ach, we moeten ons ook niet zo aanstellen,” zegt hij. “Net als dat afgesloten water: twee daagjes, dat valt toch prima te doen ?” Hij neemt een slok van zijn koffie.
De gitarist vertelde dat de burgemeester, toen hij na jaren internationaal ploeteren, grote aandacht en zelfs enkele prijzen kreeg, hem een lintje aan wou bieden. Hij weigerde, want “waar was jij vóór die tijd ?” Je kon zijn krachtige verhaal amper verstaan, door al die vrije woorden die er per se uit moeten.
“We hebben langzaamaan een generatie van watjes, die niets meer kunnen hebben,” meent mijn vriend. “Bij het minste geringste is het paniek, en van pure angst heeft bijna niemand nog aandacht voor elkaar. Gevaarlijke geluiden moeten daarom weg, wég.”
Ondanks de muur van praatlawaai speelde de gitarist dapper door. Een stylistisch breed doorwrochten lied. Een gevoelig lied over zijn kinderen. Een lied dat jazz maakt van Bach. De paar mensen die nog wilden luisteren, hoort de helft van de noten niet, want de anderen moeten praten, praten. Het zijn de waakvarkens van de democratie.
Ik zeg dat nonconformisme in de DSM-5 officieel als een geestesziekte gezien wordt. Dus misschien kunnen we ons ziek laten verklaren, opper ik. Volgzaam, kritiekloos gedrag, dat is nu de norm. Zelfs in de psychiatrie. Mijn vriend gelooft me niet en zoekt het op. Verbaasd leest hij het na. Het is wáár, verdomme. Nonconformisme is een geestesziekte.
Ik sta op. Ik sta op. Ik sluit de deur van de zaal. Ik schud mijn vriend de hand. Ik ga terug zitten. Ik loop naar de voordeur. Ik voel me blij dat ik de muziek kan horen en de stemmen niet meer. Ik trek mijn jas aan. Toch praten ook in de zaal nog mensen. Ik moet ons gesprek afkappen, want ik moet ergens heen, zeg ik tegen mijn vriend. Ik roep sssst naar de mensen. Waarheen dan, vraagt mijn vriend. Het is niet tegen te houden: iedereen praat, zelfs de mensen die luisterden. Een of ander Initiatief, zeg ik. Ze praten over hoe schandelijk het is dat iedereen praat. Is het wat, vraagt mijn vriend. Ik erger me kapot en bal mijn handen tot vuisten terwijl ik als Laatste Luisteraar me poog te concentreren. Het is weer iets over het Vrije Woord, haal ik laconiek mijn schouders op. De gitarist zet het laatste nummer, vurig, in. Oh, zegt mijn vriend. Ik ben nu zelf een varken tegen het vrije woord, besef ik ineens. Gelukkig zal er muziek zijn, zeg ik tegen mijn vriend. Ik snap het gebrek aan respect voor de prachtige muziek niet. Muziek maakt alles goed, zegt mijn vriend.