Of ik binnenkort weer eens naar de Opperpater kom, vraagt de striptekenaar. De striptekenaar zit in de kroeg. Ik ook. Ik wist dat vroeg of laat iemand het zou vragen. Het was vooral afhankelijk welke van de andere gasten van Club P. ik het eerst tegen zou komen. Club P. is de woonkamer van de Opperpater, waar twee keer per week een kleine groep mensen welkom is om film te kijken en bier te drinken. Ik antwoord, naar waarheid, dat mijn huidige werk in de weg zit. Ik werk tot laat en heb dan te weinig puf om nog film te gaan kijken bij de Opperpater. Liever til ik mijn pijnlijke voeten op de rand van de bank en blijf zo een paar uur liggen. Kat op schoot. Bijkomen.
De striptekenaar begrijpt dat wel. Hij zegt dat hij blij is om te horen dat dat de reden was. Zowel hij als de Opperpater vreesden dat ik nog boos was om de Golden Mile. Dat de Opperpater toen afgezegd heeft met een smoesje, en de hele onderneming samenvatte met ‘maar het is toch maar enkel bier zuipen’. Dat schoot toen inderdaad in het verkeerde keelgat. De Opperpater doet niet anders dan bier zuipen. Als hij naar het toilet gaat, is hij nog bier aan het zuipen. Volgens mij zuipt hij nog door wanneer hij slaapt. Per avond drinkt hij nu eenentwintig flesjes bier. Alleen als hij Facebookspelletjes speelt, dan gaat de fles tijdelijk aan de kant. Die mag niet over de laptop heen.
Ik erken dat het verraad bij de Golden Mile gestoken heeft en meeweegt in mijn wegblijven bij Club P. Ik weet dat de striptekenaar dit zo tegen de Opperpater gaat vertellen en dat mag hij best weten. Ik voeg er aan toe: “Het is daar toch maar enkel bier zuipen.”