Korte proza

Ik amper.

De dag dat het niet sneeuwde, praatten de collega’s bij aankomst over het uitblijven van sneeuw. Nu over dat het sneeuwt. Het praten is vitaal voor hun werkdag. Één collega praat vanaf moment van aankomst tot vertrek, non-stop. Ik begin te vermoeden dat ze al pratend ademt. Als ze stopt met praten, valt ze wellicht dood neer. En dat geeft zo’n ongedierte in het kantoor dus dat willen we niet. Ik zit aan mijn bureau met maximaal volume op de koptelefoon en barstende koppijn.
Lees meer

Ik heb ongelijk, schat.

Disclaimer: dit stukje bevat: een verontschuldiging, een ontboezeming, een hand in eigen boezem, een kenschets, een nuance, een handreiking en vermoedelijk teveel woorden.

Vandaag betreur ik te kortaf te zijn geweest met iemand. Iemand op Twitter. Een plek, gekend om toxische discussies, maar daar heb ik geen last van, want je kunt kiezen wie je volgt en wat je niet wil zien. Ik kom er om even te lachen, me te ontspannen, de dagelijkse werkelijkheid vult immers al het andere wel in. Deze middag viel mijn oog op een emotionele, wellicht wat gefrustreerd verwoorde tweet van een door mij bewonderde, zeer openhartige schrijfster. Ze waagde zich hiermee onherroepelijk in het grote coronadebat en sprak zich uit tegen avtivaxxers. Hierop stelde iemand de vraag wat ze daar precies mee bedoelde en (ietwat gebeten, ik hoop dat de persoon dat zelf ook kan inzien) of die persoon er zelf ook onder viel.
Lees meer

Over tot de orde van de dag

En we wisten best dat een beetje langer nog misschien slimmer was. Maar het was verrassend hoe snel veel dingen weer bij het oude waren. Al snel was het thuiswerken in plaats van een frustrerende, onzekere toestand waarin je eigenlijk teveel uren maakt uit schuldgevoel voor een koffiepauze en waar al het contact met collega’s via prutserige videochats liep, een rap romantiserende herinnering. En ontdekten we terug aan onze bureaus dat sommige collega’s elke dag heel luid samen lachen en anderen blijkbaar een gezicht hebben in plaats van een grote letter. Aanvankelijk wezen we de asocialen in de trein nog op het terug opzetten van hun masker maar dat word je ook beu. En elke keer op café moeten verdedigen dat de mondmaskers weliswaar niet meer op MOETEN maar wel MOGEN word je ook zat.
Lees meer

Spannend

Ik doe niets belangrijks. Ik ben geen cruciale werker. Ik werk niet super hard. Ik verdien niet super veel. Mijn CV is niet super imposant. Mijn woorden zijn niet groots of van belang. Ik ben niet groots of van belang. Ik ben ook niet echt een goede vriend. Soms help ik eens iemand met iets, dus een slèchte ben ik ook niet. Zo’n middel-maat zeg maar. Wat meteen mijn weinig uitzonderlijke gevoel voor humor illustreert. Waren we allemaal glanzende prijsbekers, dan zou ik alvast niet uitblinken.
Lees meer

Struggle

Translated from Prozacstad: Je Bent Er

Even from a great distance I saw exactly how it went wrong, how the man jogging put his foot wrong, bent his leg and fell. With a loud splash he fell into the water. For a moment everything waved and then his arms struggled above water. Wild panic. The man screamed for help – apparently he couldn’t swim. What kind of person goes jogging next to a canal when you can’t swim, I thought, while I walked towards the scene. I saw other people running who were closer, so I didn’t walk too fast. Energy has been a valuable commodity these days.

The boy and girl who arrived first, suddenly stopped. The boy started clapping and the girl shook her hips. It looked very bizarre, until I approached. Because it needs to be said, the cries for help from the man were catchy and melodious. The more desperate he cried, the more admiration he got from the embankment. This man rocks ! When he definately went under, there was some disillusionment in the crowd. Disappointment they walked away. I stared at the widening circles in the water where the man was just struggling. Ridiculous how nobody tried to save him.

I decided to write an angry opinion online at home. But first I needed to go get cigarettes.

Mogelijk, waarschijnlijk

Mogelijk zijn dit de laatste woorden die ik op dit laptopkeyboard typ. Waarschijnlijk niet. Je weet die dingen echter niet. Alles kan gebeuren. Morgen krijg ik een vaccin waar een piepklein percentage van de mensheid aan stierf wegens bloedproppen. Ik heb geen geschiedenis van bloedproppen maar dat had een groot aantal van hen ook niet. Ook neem ik het openbaar vervoer naar mijn injectie. Dan kan er ook vanalles gebeuren. Twee overstappen, tel uit die kansrekening. Maar waarschijnlijk gebeurt er niks. Mogelijk doet mijn arm zeer. Waarschijnlijk zelfs dat niet. Hoe dan ook, er is een vaccin, ik ben blij, en onder de indruk. Er zijn meer vaccins inmiddels dan vingers aan een hand. Dat is uniek in onze geschiedenis. En ik ben verheugd dat het mijn beurt is.

Maar ja, wat als. Wat schrijf je als er de kans dat dit je laatste woorden zijn, niet nul is ? Dezelfde nonsens als altijd natuurlijk, want elk woord kan je laatste zijn. Het woord appelmoes. Of belastingbrief. Mijn huidige medelanders zullen grappen dat iemand uit mijn geboorteland alvast niet als laatste woord tracteren zou zeggen. Of zelfs typen. Tracteren. Nee, het is niet de laatste. De laatste bestaat niet, ééntje is gééntje.

Heeft zo’n laatste woord betekenis ? Statistisch waarschijnlijk niet. Is je laatste betekenis niet belangrijker ? Mogelijk wel. Waarschijnlijk niet. Intentie ? Doelstelling ? Bedoeling ? Overtuiging ? Onstuimigheid ? Impuls ? Vermoeden ? Overweging ? Dagdroom ? Terugblik ? Afweging ? Overwicht ? Ontwrichting ? Opstandigheid ? Nederzetting ? Muurdecoratie ? Voorjaarskuis ? Banksaldo ? Genegenheid ? Spraakgebrek ? Incasseervermogen ? Incassobalans ? Onderzoek ? Valreep ? Volgzaamheid ? Verzekering ? Zappgedrag ? Gezapigheid ? Zopie ? Zuiptalent ? Zonnebad ? Zompigheid ? Heidvermogen ? Heidgebrek ? Hoofding ? Hartwicht ? Waarschijn ? Morgenstond ? Avondklok ? Mogelijk ?

De tijd door


Vroeger, als kind, zelfs als tiener, ja, toen nog wel. Inmiddels vraag ik me dat echter niet meer af. We weten nu zelf hoe het is, hoe de mensen zijn, hoe de mensheid zich tijdens een pandemie gedraagt. Dus dat zal ongeveer wel hetzelfde zijn geweest tijdens een tulpenbollenwinter, polioplaag of pakwegjarige oorlog.

Om maar te zeggen, dagelijkse beslommernissen, verveling, horkerigheid, maar ook verdwaalde vrolijkheidjes, spelletjes in de lentezon. Discussies dat men vroeger nog wél wist wat fatsoen was of zich wél aan de regels hield of dat alles nooit meer hetzelfde. Samen, met wijdopen ogen naar een sterrenhemel, je afvragen hoe hierna de wereld eruit gaat zien. En hoe het dag-in-dag-uitleven langzaam het besef van de situatie overneemt. Want er moet immers ook dit, en dat. Smeten ze afval op straat ? Deed de jeugd stiekem aan feestjes ? Spraken de ouwe lullen er schande van ?
Lees meer

Die dag, dus

Zo’n ochtend die je afschrijft. Die je gelaten ondergaat want alles maakt je kwaad. Zo’n ochtend dat je denkt, restart en retry after lunch. Zo’n ochtend dat je je beter had verslapen. Zo’n start van de dag dat je enkel botte mensen en technologische ellende op je pad vindt. Zo’n ochtend die in je weg loopt. Zo’n morgen die je liever gisteren had. Zo’n eerste halve dag die je liever van je afschreef in een koddig kort verhaaltje waar andere mensen om moeten lachen uit herkenning. Zo’n morgen dat je je lief niet wil aanspreken omdat je weet dat je iets lelijks of verkeerds gaat zeggen en dan zijn de rapen nog gaarder. Of de peren rijper. Zo’n ochtend dat het verschil tussen die twee uitdrukkingen je geen aubergine meer kan schelen.

Dat je passief-agressieve berichten naar vrienden stuurt. Om stiekem om een knuffel te vragen. Zo’n ochtend dat je denkt, als God deze ook geschapen heeft mocht hij op zich nog eens terug naar zijn blueprint. Dat er niets ècht groot mis gaat maar alles samen toch wel. Dat duizend kleine missingen maken dat je boem, ho, zegt. Dat je je afvraagt of leven de moeite nog is. Dat je je insignificant voelt, zo’n afrondcijfer van de natuurkundelessen vroeger. Die ene annotatie die niemand wil opzoeken want we snappen het wel. Die ochtend.

En je wil boos zijn op iemand maar eigenlijk deed niemand lelijk genoeg. Gewoon nèt lelijk genoeg. Net die halve seconde teveel in je weg. Net die halve nare blik. Net dat wachtwoord dat je wel maar blijkbaar toch niet wist. Net die ene zonreflex op dat raam in je ogen. Net al die andere politici tegen je, na zoveel jaren. Dat je die collega niet verstond maar je het niet redt met schaapachtig lachen. Net die ene flard muziek die je niet aanstond. Je weet welke dag ik bedoel; Die dag, dus. Ja: die dag, dus.

Dat kan ik dan wel


Ik wil eigenlijk schrijven dat niks goed gaat, maar dat is zo melodramatisch. Niks gaat goed voor niemand dezer dagen. Of toch: bij het bedrijf waar ik gisteren ging solliciteren, gaat het al sinds de uitbraak van het virus supergoed. Ze staan er zelf ook van te kijken. Dan nog zijn er meerdere sollicitatiegesprekken en zelfs een proefopdracht gepland voor er één van de kandidaten gekozen gaat worden. Je moet als bedrijf oppassen dat je niet te succesvol wordt. Ik begrijp dat goed en ben dan ook nog nooit succesvol geweest.

Een ambtenaar die betaald wordt om mijn sollicitaties te verstoren, plant ongevraagd een afspraak in. Ik moet er heen. De ambtenaar wil me aan een begeleider koppelen. Mogelijk zelfs een paar loopbaancoaches. Aan mijn werkeloosheid zit, verspreid over drie organisaties, een klein leger mensen in voltijds betaalde functies vast. Ik ben blij dat ik iets voor de maatschappij kan doen. Dat kan ik dan wel. Mijn baan raakte ik kwijt door de uitbraak van het virus, en mede door het virus zijn er weinig vacatures en veel kandidaten in hetzelfde schuitje. Hadden we maar een vaccin tegen werkeloosheid moeten bedenken. Of statiegeld op werknemers.
Lees meer

Stuntman


Stil keek ik het TV-programma. In de achtergrond waren mijn ouders druk in discussie over een oplossing. Een oplossing voor de blauwe plekken, het gedroogde traanvocht. Misschien moesten ze me maar op een of andere zelfverdedigingssport doen, werd er geopperd. Er werd weer vanalles over me beslist en ik absorbeerde zwijgend het bewegend beeld.
Op de televisie was mijn favoriete serie van dat moment bezig. The Fall Guy, de spannende avonturen van een Hollywood stuntman die, omdat dat nu eenmaal maar tijdelijke inzetten zijn met grote intervallen van werkeloosheid, tussendoor bijverdiende als bounty hunter. Een stoere maar goedaardige man die met een namaakpistool de boeven angst ging aanjagen en nergens bang voor was, met een goede vriend en een mooie maar extreem vaardige vriendin aan zijn zijde. En auto’s, mensen en trucks vlogen in het rond. Alles leek mogelijk. En luid. Luid genoeg dat ik af en toe het gesprek in de achtergrond niet hoorde.
Gesprekken in de achtergrond zijn altijd mijn zwakte geweest. Ik luister. Als bijvoorbeeld mensen zeggen dat het een schande is met alle hondenpoep op straat overal. Dan luister ik. En ik denk dan, misschien kan ik er iets aan doen. Ik had een karretje dat ik achter me aan kon trekken. Ik had een schepje. Ik had buiten school om zeeën van tijd en kon me vrij verplaatsen. Dus ging ik hondenpoep rapen. Zodat de mensen er misschien niet meer zo boos om hoefden te zijn. Dat deed ik welgeteld één middag, want een aantal klasgenoten hadden het gezien en vonden zo kersvers voer om me mee te pesten. De volgende dagen, weken, feitelijk zelfs jaren kreeg ik steevast te horen dat ik een pindakaasfabriek had waar ik poep voor inzamelde. Het sloeg nergens op. Maar vertel een mens lang en consistent genoeg nonsens in zijn gezicht en hij verliest zijn geduld. En dan volgen de klappen. En wordt er weer gesproken of ik niet op zelfverdediging moet.
Lees meer