Disclaimer: dit stukje bevat: een verontschuldiging, een ontboezeming, een hand in eigen boezem, een kenschets, een nuance, een handreiking en vermoedelijk teveel woorden.
Vandaag betreur ik te kortaf te zijn geweest met iemand. Iemand op Twitter. Een plek, gekend om toxische discussies, maar daar heb ik geen last van, want je kunt kiezen wie je volgt en wat je niet wil zien. Ik kom er om even te lachen, me te ontspannen, de dagelijkse werkelijkheid vult immers al het andere wel in. Deze middag viel mijn oog op een emotionele, wellicht wat gefrustreerd verwoorde tweet van een door mij bewonderde, zeer openhartige schrijfster. Ze waagde zich hiermee onherroepelijk in het grote coronadebat en sprak zich uit tegen avtivaxxers. Hierop stelde iemand de vraag wat ze daar precies mee bedoelde en (ietwat gebeten, ik hoop dat de persoon dat zelf ook kan inzien) of die persoon er zelf ook onder viel.
Van mijn moeder leerde ik hoe ik eindeloze discussies kon stoppen wanneer ik er genoeg van had. Ze zei zelf altijd “Je hebt gelijk, schat” en ging dan iets te drinken halen of roken (toen rookte ze nog). Inmiddels doe ik dat ook. Zeker bij discussies die ik niet begonnen ben. Als je bijvoorbeeld ergens binnenloopt met een masker op, ziet soms een ander daar een mening in. Het is echter een masker, geen mening. Dus al een jaar lang ga ik soms dat gesprek aan, soms lach ik het kort, maar af en toe kom je er niet vanaf. Dat ding op mijn gezicht is voor de ander een symbool dat alles omvat waar die persoon tegen is. Dus is die persoon tegen mij. En van die gesprekken kom je niet af. Ook niet met gelijk geven, of aangeven dat je genoeg van het gesprek hebt, of zelfs door te gaan roken. Ze volgen je gewoon en blijven dingen uitspreken. En in veel gevallen betekent dat: alleen zij hebben gelijk. Dus komen ze gelijk hálen, en met gelijk geven kom je er dan niet van af. Ze gaan spammen. Verbaal stalken.
Die mensen noem ik zelf antivaxxers. Ze zijn principieel niet enkel tegen een vaccinatie voor zichzelf – waar ik alle begrip voor kan opbrengen, dat moet iedereen zelf uitmaken – maar tegen het hele vaccin en tegen iedereen die het neemt. Terwijl het meerendeel van de mensen die het vaccin – ook uit eigen keuze – neemt, niks eist van de ander. (Ook de schrijfster in kwestie sprak zich niet uit voor een verplichte vaccinatie, om maar iets te noemen.)
Dat maakt een mens moe. Heel moe.
Ik ben zelf van huis uit vrij sceptisch, neem ook mijn kennis uit meerdere bronnen, en maak mijn eigen conclusies en beslissingen. Ik kwam op iets anders uit dan anderen, dat kan. Ik vind daar iets anders van dan anderen, dat kan ook. Ik dring mijn mening niet op aan anderen, maar wil eventueel best een open, kalm en redelijk gesprek met een ander voeren. Alle begrip voor sceptici, twijfelaars, zoekenden, wantrouwenden. Prima. Zo hoort het in een vrije maatschappij. Het woord ‘Anti’ – daar wringt het hem voor mij. Dat is volledig tégen. Boempats van de andere kant komen. En de eerder gekenschetste verbale stalkers, die zie ik dus als antivaxxers. Want anti. Zeer, zeer anti.
Maar terwijl ik in mijn antwoord op de persoon probeerde deze kenschetsing te maken, en dus in feite mee te gaan in diens nuancering, kreeg ik de nodige ongevraagde repliek van anderen op me af. (Niet dat ik gevraagd reageerde, dus: ongevraagd mág.) Met diverse aannames over mijn persoon, mijn kennis van zaken, mijn vermogen eigen beslissingen te nemen, mijn kennis van de tegenargumenten. Dan word ik moe. Dan ga ik blocken. Ik word er zo dwars van dat ik me er zelfs helemaal niet meer mee bezig wil houden. En dus doof word voor mogelijk belangrijke informatie. Het doet ook mijn empathie geen goed. Ik word zelf anti.
En dat wil ik niet. Ik werd kortaf, en dat was onjuist. Dus aan die persoon zeg ik welgemeend: sorry. Nuance is belangrijk. Zwart-wit is zelden een nuttig spectrum. Dus ga ik een stap verder dan mijn moeder:
Ik heb ongelijk, schat.