Ik kijk verstoord naar de deurmat wanneer ik mijn fiets binnenrijd. Het is bloedwarm buiten, zweet stort zich van alle windloze richtingen mijn lijf af en er ligt een briefje van de postbezorger. Dat ik niet thuis was. Mijn pakketje is drie deuren verderop afgeleverd. Ik verwacht geen pakketje. Geërgerd zet ik mijn fiets in de hal, gooi er mijn rugzak naast, gris het papiertje en loop de deur uit. Dan meteen het pakketje maar ophalen. Ik trek de deur dicht en denk shiiiiiiiiiiii-
Door het raam zie ik de sleutelbos uit het fietsslot bengelen. Daar sta ik dan. De deur is duidelijk in het slot. Er zijn geen grote ramen open waar ik door binnen kan klauteren. Binnen hoor ik de kat miauwen. Ik krab even op het achterhoofd. Gelukkig heb ik een key buddy vlakbij wonen. Ik grabbel mijn gsm uit de broekzak en stuur hem een bericht of hij thuis is. In de ongenadige zon sjok ik naar zijn deur. Sissend verdampt het zweetspoor achter me. Ik vervloek mezelf om dat stomme buitensluiten. Maar goed. We kunnen het oplossen.
Mijn key buddy roept vanuit het raam op de derde vloer dat het veel te warm is om naar beneden te lopen. Hij kan ook de sleutel omlaag gooien, zegt hij. Ik gebaar dat dat ook goed is en zet me schrap. In gedachten zie ik de sleutel onder een bus schuiven of in een waterput kukelen. Gelukkig komt er geen bus en zijn alle waterputten nu gewoon nog putten. En de sleutels belanden ineens recht in mijn handen. Ik zwaai er triomfantelijk even mee en dank mijn key buddy. En dan weer terugsjokken. Ik kan mijn huis weer in.
Onderweg bel ik aan bij de buren. Ze geven me het pakketje mee. Ik open de deur, pluk mijn eigen sleutels uit de fiets, stort me heftig bezweet op de zetel (zwetel ?) terwijl mijn kat rondjes miauwt. Na wat uitpuffen open ik het pakket. Het bevat de nieuwe reserve voordeursleutel die ik had besteld.