Zou hij haar verzonnen hebben ?

Beet


Ze kijkt me verbaasd aan als ik de keuken inloop. “Kon je niet meer slapen ?” Ik schudde nee: “Het werd zó slecht, lieverd.”
Zij, verbaasd: “Wat werd zo slecht ?”
“Hij werd dan dus eigenaar van die aasfabriek-”
Ze lacht: “Oh djiez, je hebt het over dat filmverhaal dat je aan het dromen was ?”
“Ja, dat ging nog even door, en het werd zo’n hollywoodcliché, vreselijk.”
“Oké vertel op.” Ze smeerde ondertussen boterhammen en schudde met de honingfles.
“Nou die ene kerel dus, zo’n echt Jason Bateman type-”
“Die uit Ozark, dat zei je ja.”
“Ja precies die. Dat is dus de eigenaar van een klein viswinkeltje. Typisch zo’n net drijvend blijvend zaakje, geen echte toekomst, en op een dag merkt hij verbaasd dat het aas dat enkele van zijn vaste klanten het fijnst vinden, niet binnengekomen is.”
“Ja, de doos was leeg, geen aas, hij vraagt zijn medewerker hoe en wat. Dit vertelde je net halfwakker toen ik opstond.” Lees meer

Fostia


Ik kus mijn vriendin. Ze zegt “sst,” want ze zit helemaal in de film die we kijken. Ik kijk de film mee en zeg: “O, dit is die Duitse film, Fostia.” Boos kijkt ze me aan en zegt: “Nee, dit is die Amerikaanse film Fostia.” Ik twijfel even welke Fostia we aan het kijken zijn. Dan bedenk ik me dat we in bed liggen. Nooit, nooit kijken we films in bed. “Oh nee he,” tetter ik boven het geluid van één van de twee Fostia’s heen. “Wat is er ?” vraagt mijn vriendin. “We zitten in een droom,” mompel ik. “Echt ??” vraagt mijn vriendin. Ik knik en sta op. Met een haastig aangetrokken broek en T-shirt loop ik het huis uit.
Lees meer

El Cappo


Mijn vriendin kijkt geamuseerd naar haar prikplankje. “Ik weet nooit waar ze wonen,” begint ze.
Ik vraag wie er waar wonen.
“Ja nou, die mensen op Facebook,” vervolgt ze.
Die wonen allemaal bij elkaar in één reusachtig studentenhuis, vertel ik. Ze lacht wat schamper en vervolgt.
Lees meer

Krassen


Of ze niet wou wachten tot thuis, stelde ik voorzichtig voor. Want stel dat. Dan zouden we een reden hebben om terug te komen. Naar dit land. Naar dit gevoel. Naar dit moment. Maar nee. Zij wou het meteen weten. Dus ik gaf haar een muntje en nam er zelf ook een. En daar gingen we.
Lees meer

Kaas nummeren


Het kilgele koelkastlicht spat in mijn gezicht. Slaperig zoek ik even, maar ik kan toch echt maar drie soorten vinden. Met vermoeide nijlpaardogen spied ik over het aanrecht, maar daar ligt ook geen vierde soort kaas. Met mijn vingers woel ik wakkerdronken door mijn haardos.
Lees meer

Festivalding (slot)


Verhaal door René van DensenAngstig zit ik verscholen, tot het geluid van de bevrijding zal klinken. Krampachtig klem ik mijn bezittingen tegen mijn borst. Zo dicht voor het einde, zullen ze mij niet te pakken krijgen. Ik zal het verdomme overleven. Het moet. Ik ben zó ver gekomen, nu zal ik niet sneuvelen.

Er klinkt rumoer om me heen. Mensen beginnen met hun tenten te slepen. Ik twijfel nog. Stel dat ze te vroeg zijn. Dat het nog niet voorbij is. De ongelukkigen. Maar het ongeduld wint het toch van de twijfeling. Ik pak haastig mijn spullen en mijn schuilplaats bijeen. Een mok valt in de dikke modder. Verloren, besluit ik. Aan de andere kant, in de vrijheid, daar zal ik een nieuwe mok kopen. Het zal de eerste mok zijn na deze beproeving. Een mok om te vieren. Een mok waaruit koffie nooit meer hetzelfde zal smaken. Stil groet ik de verloren mok en hoop dat die ook nog ooit een nieuwe eigenaar zal vinden.

Armen vol en in euforische stemming sjok ik naast mijn vriendin door de modder. Onderweg naar de auto. Mijn vriendin zegt dat ik altijd zo overdrijf. Maar ik luister niet. De vrijheid is in zicht. Het is voorbij ! De ellende is voorbij ! We mogen naar huis ! Ik zou iedereen wel kunnen zoenen. Stiekem kus ik even de lucht. De lucht van een nieuwe toekomst.

Festivalding (3)


Verhaal door René van DensenOveral zijn mensen, overal zijn ogen. Met gescheurde, vieze lappen stof aan ons lijf en vegen in ons gezicht bewegen ik en mijn geliefde ons behoedzaam door het kamp. Het is puur overleven geworden, proberen de volgende dag ook te halen. Rond ons heen loerend zitten we samen de wacht op ons kleine hoekje in deze wildernis. Vaag herinneren we ons de beschaafde wereld van weleer. Andere tijden. Morgen is de nieuwe horizon.

We communiceren met grommende, algemene geluiden. Taal zijn we vergeten. Als iemand ons kampement nadert, krijsen we luid alarm. Gehurkt en geschrokken wacht de indringer af. We staan schouder aan schouder voor onze voorraad. Aarzelend graait hij in zijn modderige lompen. Ik ben klaar om in actie te springen als hij een wapen trekt.

Het is een stuk fruit. Voorzichtig toont hij het ons. Verbaasd inspecteren we het nader. Fruit ! Echt, heus fruit ! Zoals vroeger ! We leven al zo lang op zompige happen en kunstmatig voedsel dat we ons amper voor de geest kunnen halen hoe vitaminen smaakten. Voorzichtig ruiken we. Heerlijk. Demonstratief heft de indringer het fruit achter zijn hoofd. Poppetje gezien, maar niks is gratis ! Vervaarlijk grommen we hem samen toe. Hij gromt terug, een zakelijke, waarschuwende keelbrom.

Nors hmpfend reiken we gespannen in ons vieze, gescheurde kampwoninkje. Ik trek een blik tevoorschijn. De bezoeker zet grote ogen op. Ik laat het logo op het blik zien, om te bevestigen dat het echt is. De bezoeker lacht enthousiast. Ik werp hem het blik toe, hij ons het fruit. Samen storten we ons op het verse voedsel, terwijl onze visite zich uit de voeten maakt. Trots en blij, met een blikje bier dat géén Heineken is.

Het is puur overleven geworden. Proberen de volgende dag ook te halen. Morgen is de nieuwe horizon.

Festivalding (2)


Verhaal door René van DensenOp het festivalding zijn heel veel optredens en andere gekke activiteiten te bezoeken. Teveel om allemaal te zien en te horen. Daarom rennen de lokale campingkindjes rond en jengelen rond me als ik katerig naar het toilethok sjok. Ze bieden aan om dingen voor me te bezoeken en te beluisteren. Voor een klein bedrag kunnen ze zeker zes bands voor me gaan luisteren, of een workshop bergklimmen in de sauna volgen, wat ik maar wil.

Ik sta stil. Het is eigenlijk pas dag een van het festivalding en ik heb nu al geen zin meer. De kindjes roepen nog wat extra aanmoedigingen. Ze hebben honger naar geld. De deal klinkt me niet gek in de oren. Mijn vriendin is ergens zich al uitgebreid in het feestgedruis aan het storten. Ik ben nog lang niet zo ver. Als de campingkindjes alles voor me bezoeken, kan ik lekker bij de tent een boek lezen en een biertje drinken. Of toch in de tent, want het regent verdomme alwéér. Ach. Slechte ogen heb ik al.

Ik ben blij met de regen. In de zomer loop ik erbij als een wildeman. Waanzin in de ogen, zweet in gutsen langs mijn kaken, strompelend als een zombie. Warm weer en ik boteren niet. Althans, warm weer trekt zich natuurlijk weinig van mij aan, maar andersom ik wel. De regen is welkom dus. Maar de tent lekt. Al vier van de negen boeken die ik meegenomen heb, zijn nu onleesbaar door de lekkage. Ik heb zes pagina’s gelezen sinds ik hier ben. Van twee verschillende boeken.

Terwijl de campingkinderen verdwaald lopen in reusachtige massa’s voor de luidruchtige podia, luister ik naar de vogeltjes die de regen fluitend trotseren. Ritmisch tikt het tentlek mee op pagina dertien. Tik, tik, tik. Veertien.

Festivalding (1)


Verhaal door René van DensenZe is nogal eigenwijs, dus dat ik zeg dat ik niet van feestjes en festivals ben, wil er niet in. Ik moet mee. Naar een festival dat door gigantische hoeveelheden mensen bezocht wordt. Ik word al zenuwachtig in een kleine bruine kroeg zonder lege stoelen. Dus dit gaat goed aflopen.

We zitten in een volgepropt oud Lelijk Eendje en denderen over modderige wegen. Het regent. Op dit festival schijnt het altijd te regenen. Hittegolf ? Zolang dit festivalding er middenin valt, valt het wel mee. Het voorwiel van ons Eendje glibbert in een slijkput. Geen cliché blijft me bespaard, bedenk ik me, als ik achter de wagen sta te duwen en de modder zich spattend op mijn kleren slingert.

We laten de auto ergens achter waar andere vierwielers ook droevig en eenzaam voor zich uit staren. Natuurlijk is er geen praktische ingang. Het is nog een flink eind stappen. En dan volgt er een controlepost waar we moeten wachten terwijl alles gecontroleerd wordt. Want het festivalding heeft tachtigmiljard regels voor wat wel of niet mag. We hebben overal rekening mee gehouden maar gaan er toch maar van uit dat we een grootse controle krijgen. Ik heb schijnbaar een drugssmoel.

We sjokken vooralsnog door een onherbergzaam modderig woesternijlandschap. Beiden zwaar bepakt, al ben ik iets zwaarder bepakt. Met mijn grote voeten plomp ik me vooruit in de dras. Ik kan enkel denken dat ik nu warm op de bank zou kunnen liggen. Met de kat op schoot. Een biertje op tafel. Mijn vriendin vermeldt dat, trouwens, het bier op dit festival sinds dit jaar Heineken is.

Ik sta stil. De regen striemt mijn gezicht, mijn haren, de bagage. Verbaasd kijkt ze me aan. Ik kijk om. De terugweg is lang. Maar het overwegen waard. Zo sta ik er minstens vijf minuten voor ze me verder doorgesleurd krijgt. Plomp, plomp. Ik hoop dat mijn kat lekker ligt. Op die warme bank.

Dansen met bakboter


Verhaal door René van DensenZe kookt niet. Nee, ze danst met bakboter. Fladderend van aanrechthoek naar aanrechthoek, opgewerkt smakkend voorproevend met haar pink. Haar kont schudt. Ik kan aanbieden te helpen, of ik kan toekijken. Stil drink ik dus mijn biertje. Buiten het appartement worden ongetwijfeld mensen doodgeschoten en platgereden. Dat ik een paar paprika’s niet snijd, is niet het ergste dat gebeurt in de wereld.

Er salto’t een kleurrijke keur aan vers voedsel boven de pan, en landt sissend terug in de bubbelende boterbrij. En ze danst vrolijk verder, potjes met smaakjes uit haar kast plukkend. Ik ben niet van de smaakjes en sissende pannen. Ik ben van de piepende knopjes en dzjjjjj-pingg-maaltijden. Stilletjes laat ik mijn neus verder onder de boekrand wegzakken en neem een zo vermoeid ogende banklighouding aan.

Maar kijken, dat doe ik stiekem nog steeds. Kijken hoe ze danst. Danst met haar bakboter. Ik hoor enkel sissen, tjoppen, prakken en deurtjes dichtslaan. Maar zij hoort blijkbaar muziek. Alsof je naar een stille film kijkt, niks hoort, maar wel begrijpt wat er aan de hand is. Onopvallend sla ik de bladzijde om, zodat ik niet op niet lezen betrapt kan worden.