Korte proza

Altijd nieuwe stumpers

Ik zwaai naar hem, hij zwaait terug. Nog zo’n stumper, denk ik. Net als ik. Ze was even met hem, even met mij. Ze verzamelde ons. Ons stumpers. En nu is ze daarbuiten nog ergens. Stumpers aan het verzamelen. Nieuwe stumpers. Want er zijn altijd nieuwe stumpers, denk ik. Altijd nieuwe stumpers. Er zijn altijd nieuwe stumpers.

Ze belde een aantal maanden geleden nog. Ineens. Ik kwam van de tandarts en zag dat ik een telefoontje had gemist. Aangezien ik druk werkzoekende was, belde ik maar terug. Je weet nooit of het een sollicitatie of interimbureau was. Goed, het was na zessen, dus de kans was klein. Maar soms doen ze dat. En zo hoorde ik haar stem, ze klonk verwarrend en schel onverstaanbaar als altijd en het drong niet direct door dat zij het was.
Lees meer

Overbierman

Het meisje achter de toog kijkt mij geschrokken aan als ik nog een bestelling wenk.
“Amai, nog een koffie ? Dat is echt niet gezond hoor,” meent ze doodserieus, zwaarbezorgd, terwijl ze mijn tafelgenoot zonder enige schroom zijn zevende pint voorschotelt. Het is tien over half negen, het café is veertig minuten open. Mijn overbierman grinnikt stilletjes, ook hij ziet de ironie in. Ik luchtproost mijn koffie, hij luchtproost zijn bier.
Lees meer

Blootje

Ik ben de enige op kantoor vandaag. Iedereen is ziek of met verlof of in elk geval elders. Sommigen werken thuis. Ik ben helemaal alleen en loop in mijn blootje rond. Al een week keek ik uit naar deze dag. Het is stil, geen gebabbel of muziek. Ik hoor mijn beenharen wapperen in de wind. Het kantoor heeft weliswaar hoge ramen, maar het gebouw staat middenin de bossen. Niemand komt hier, enkel de vogels kunnen me zien.
Lees meer

Glas

Ik lag achter glas, mijn ogen amper volgroeid, en de hele wereld was mijn televisie. Een paar keer per dag kwam mijn moeder, of toch een vrouw die duidelijk liever mij had willen kunnen knuffelen. Maar ik was een frutseltje met een reusachtige kop en clownesk lompe reuzenvoeten. Ik zat in glas om mij te beschermen tegen de wereld.
Lees meer

Kutjes

Ik weet niet wat iedereen zo prachtig vindt aan een kut. Het is een gat met flabbers. Ik heb niks tegen dat gat, noch de flabbers, samen zijn ze erg fijn in gebruik. Maar esthetisch is het niet iets om in te lijsten. Ze zijn niet lelijk, ze zijn er, gewoon. En niet dat ik pikken wel zo prachtig vind, dat is nog een ander verhaal, wellicht voor later. Maar ik voel me zeker genoodzaakt mezelf te verdedigen bij de mening dat kutjes eigenlijk weinig indrukwekkend zijn.
Lees meer

Rommelmarkt

‘s Nachts hadden ze er plots wakker van gelegen. Want stel je voor. Het was niet het ‘markt’ dat een probleem was. Integendeel. Dat was wat het zo’n goed idee leek. Het huis moest toch dringend opgeruimd worden, en als je dan nog wat terug kunt verdienen op de dingen die je anders zou wegsmijten, des te beter. En je doet er ook nog een ander een plezier mee. Dus toen aangekondigd werd dat er een grote rommelmarkt in de straat kwam, hadden ze zich meteen ingeschreven. Maar nu dus wakker. Om het ‘rommel’-gedeelte.

Want straks, vanaf 8:00, zit je daar, voor je huis. Je woning. Met je hele hadden en niet meer houwen uitgestald. Je hebt zo je best gedaan. Op een prachtige gerenoveerde gevel. Een perfect bijpassende deur, in een fris verflaagje. Je loopt er altijd, misschien niet mega modieus, maar toch netjes bij. Haartjes keurig geknipt. De hele buurt weet, hier woont een keurig mens. Maar zometeen ziet de hele straat je shit. Je troep, je schaamte, je rommel. Wat zouden ze wel niet denken ? Het léken zulke keurige mensen…. Nee, dat gaat echt niet. Resoluut staan ze op en trekken de rommel de gang uit, terug de living in.
Lees meer

POJNG

Alles wil ik weg. Alles. Ook trampolien. Jij trampolien ?
Waffor trampolien ?
Gewoon, trampolien. Trampolien trampolien.
Groot trampolien ?
Grote trampolien.
Hoe groot, groot ?
Gróóót trampolien.
Jama hoe groot trampolien.
Gróót, gróót trampolien.
Niet té groot trampolien ?
Gewoon, gróót trampolien.
Wel gewoon trampolien ?
Ja, gewoon, groot trampolien.
Hm.
Zo van pojng pojng trampolien.
Jaja ik weet, trampolien, trampolien.
Ja jij willen trampolien of niet, nu zeggen.
Hm.
Ies gratis, he, graties gróót trampolien.
Jij komen brengen ?
Zot, ik wil weg hebben, jij halen, kom, gratis trampolien, wij gaan nu, kom.
Hm.
Alé kom, gratis pojng pojng. Is groot. Is echt trampolien. Jij zien.
Pasta in mijn living ?
In je living, in je voortuin, op je slaapkamer, pojng pojng pojng trampolien, kom.
Pojng pojng ?
Groot pojng pojng.
Hm.

Ondeskundigoloog

Ik ben weer eens mijn CV aan het rondsturen. Een oplijsting van plekken waar mensen me aan het werk hebben gehouden en op basis waarvan men zou kunnen verwachten dat ik dingen kan. Niet dat dat zo is. Al sinds mijn vroege schooljaren kan ik niks, weet ik niks en wil ik niks. Maar voor het soort werk waar men mij voor betaalt, hoef je niks te kunnen, en je hebt ook niet veel te willen. Daarom hang ik een naamplaatje onder mijn deurbel: René van Densen, Ondeskundigoloog. Zodat niemand die aan mijn deur belt, de verkeerde verwachtingen kan koesteren. Wat zegt u ? Kan ik niet, geen verstand van.
Lees meer

Verveling

Ik zie op een tweedehandssite iemand die een collectie badeendjes aanbiedt. Ik kijk naar de foto en vind dat het weinig voorstelt. Ik besluit een bericht te sturen. Om de aanbieder een prutser te noemen. Een amateur. Dat noem je toch geen verzameling. Ik stuur een foto van mijn badeendjes mee. Ik heb er meer dan zevenhonderd, in grote manden, in de badkamer staan. Ik schrijf: dat is pas een verzameling. Ik hou me in en stuur niet na dat hij een prutser en een quitter is. Ik ben in een lieve bui vandaag.

In de Kringwinkel zie ik een decoratiestuk. Een grote bak vol wijnkurken. En daarop de tekst ‘Yep I drunk them all’. Ik kan de bak niet laten staan, dat begrijpt u. Dus ik koop hem en haal hem thuis uit elkaar. Ik wis de letter U en maak er een A van. Ik steek alle kurken er weer terug in. Tevreden lever ik het decoratiestuk terug in bij de Kringwinkel. Ik heb de wereld weer een beetje beter gemaakt.

Met een zak vol koffiekoeken loop ik langs de arme, magere hongerige rij die bij de Voedselbank staat. Ik wijs naar de zak en gebaar dat het lekker gaat smaken. Je moet de mensen iets te dromen geven in het leven, beaamt ook het barmeisje dat vandaag haar decolleté nog wat meer gedecoreerd heeft. Ik proost met haar en vraag of zij weet hoe lang dit leven nog gaat duren. Niet lang genoeg, volgens haar, maar ik heb zo mijn twijfels.

Groot bedrag

Weet je wat ik zou doen, mocht ik ineens een groot bedrag winnen ?

Scène: mijn busgenoot kijkt me aan met een vermoeide ohneewatnuweer-blik. De blik is er één van iemand die me duidelijk al een tijd kent.

Ik zou die instrumentenwinkel daar binnen lopen, en dan zo’n ukelele van veertig euro kopen. Dan naar buiten lopen en die op de stoep voor de zaak aan gruzelementen slaan op de kasseien. Vervolgens terug naar binnen lopen en vragen om een nieuwe te kopen. Hoeveel denk je dat ik er zou kunnen kopen voor ze het niet leuk meer vinden ? Ik denk drie.

Scène: rollende ogen en een zucht, schouderophalen. Na een beetje twijfel een gok: vier ?
Lees meer