Vlaamse vrolijkheden

Bezorgd


Voor mijn huis stopt een bestelbus. Ik hoor een schuifdeur openen en neem nieuwsgierig een kijkje. De chauffeur vertelt een jonge vrouw, onwennig in haar nieuwe uniform, wat ze moet doen. Ze pakt enkele pakketjes, scant ze, en wacht even. Dan zegt de chauffeur licht verrast dat ze hier vandaag niet hoeven te zijn. Vandaag hoeven ze mijn bel niet te rinkelen. Vandaag niet. Gehannes met de scanner, bliep bliep bliep nee dan moet je dit en dan dat doen, en dan bliep, oh oke bliep bliep ja zo ja. Ze stappen in. Rijden weg.
Lees meer

Shutdown


Mijn lief kan het niet bevatten, maar ik zie elk moment. Een man betoogt tegen mij dat het overtrokken maatregelen zijn omdat hij toch elke dag in het ziekenhuis rondloopt. En de chinezen liegen. Ik werp wat nuances tegen maar na zijn gesputter zeg ik maar dat hij gelijk heeft.

We zijn in een café op de vooravond voor er geen cafés meer zijn. Ik sta op en rinkel de bel. Ik ken de eigenaar, hij werpt eerst tegen dat de helft voor hem is, ik wuif hem weg, we moeten nu de lastig getroffen ondernemers steunen. De mensen die de wijk leven geven, die samenkomst in een samenleving bevorderen. Het zijn maar centen en mensen drinken erdoor wat meer. Het verbaast me om te horen dat niemand anders dit vandaag heeft gedaan. Het café gaat drie weken dicht, wat is er mis met de mensen. Waarom steunen we niet de gangmakers ? Ik geef mijn lief wat extra geld om los te gaan en zij rinkelt voor het eerst in haar leven een bel. Ze geniet en iedereen in het café spreekt haar aan.
Lees meer

Kaarter


Pfoe, wanneer het begonnen is. Dat zal al een goede tien jaar geleden zijn. Wellicht langer. Ik schrijf dit dus ik mag het ook verzinnen, maar eerlijk gezegd weet ik het ook niet. Ze begonnen me gewoon ineens op te vallen. Speelkaarten. Gewoon, zomaar, op straat. En dan niet een heel deck dus hè, maar gewoon één losse speelkaart, helemaal uit context, zomaar, midden op het trottoir. Dat je denkt, huh. Of je denkt er even niets bij en loopt meerdere keren er langs, naar de supermarkt, terug, naar het café, en de kaart begint op te vallen. Op zo’n manier moet het begonnen zijn. Dat je er opeens tóch op gaat letten. En dan zie je ze ineens overal.

Nee, niet overal. Dat doet het klinken alsof ik geen straat in kon lopen, geen deur open kon doen, dat ik omsingeld was door massa’s speelkaarten. Welnee. Van die onverhoopte momenten. Eens in de zoveel weken of zo. Maar wel ongeacht welke wijk, welke stad, welk land zelfs. Ik kom ze tegen. Op een bepaald moment begon ik ze mee te pakken in mijn jaszak. Zomaar. Een vriend zag dat ik een zak vol speelkaarten had en vroeg waarom. Ik haalde mijn schouders op en antwoordde naar waarheid, gevonden. Hij vond het razend interessant en wist me te vertellen dat speelkaarten spirituele betekenissen hebben. Of ik die ook opzocht wellicht. Ik wist van niets. Onderweg naar huis liet ik de kaarten weer vrij. In allerlei straten. Het was een lange wandeling. Ik vond het te ingewikkeld worden.
Lees meer

Rollen


“Goh, het is echt verschrikkelijk met die tabak, ik heb nu nog maar een halve zak over, en ben ook al bijna door mijn blaadjes heen. Nee maar dat is grof se, ge neemt dan zo’n zak mee en dan komt de ene af he, zo van elaba, hoe ist ermee, zeg mag ik een keer ene van u rollen, je kent dat wel. En dan zeg je vanzelf, da’s geen probleem he, neem maar neem maar. En dan komt er een andere af, zeg, hedde gij tabak ? En dan komt een derde, en een vierde, zo gans den avond, en je gaat naar huis met een lege zak waar je zelf misschien twee sigaretjes van gerold hebt. Alé, op den duur ben je gewoon voor iedereen tabak aan het kopen behalve voor jezelf, kende da ?”
Lees meer

Meneer


Ja meneer, geef uw brief maar hè, en uw identiteitskaartje. Ja hoor dankuwel. Het is in orde, meneer, u mag plaatsnemen in de wachtkamer. De dokter zal u roepen, meneer. Ja hoor meneer, neemt u maar gerust plaats.

Ja meneer, zegt u het maar ? En bij welke arts heeft u van de namiddag een afspraak ? Oei, u weet het niet meer. Maar het is goed, meneer, u krijgt straks een brief mee en dan de code, zodat de arts gewoon uw resultaten kan opzoeken. Ja, meneer, u neemt dan gewoon die brief mee naar de afspraak en dan is het in orde. Ja, meneer, zet u maar, we zullen u zo wel roepen meneer.

Meneer Van Densen ? Komt u maar mee meneer.
Lees meer

De vaste conducteur


Bekend gezicht, meteen bij openschuiven van de coupédeuren. Petje, kniptang, de semi-professionele netnietgrijns. Ja, hij is het weer, net als bij elke keer Antwerpen-Gent de laatste maanden. Lopen zijn diensten gelijk met mijn reizen ?

Ik knik en zeg maar, daar zijn we weer. Hij lacht wat en kijkt naar mijn laptopscherm. Ik ben niet aan het schrijven. Hij ziet mij nooit schrijven. In feite komt hij controleren wanneer ik niet schrijf. Ik schrijf heus wel op deze tripjes, maar hij weet precies wanneer ik een film of serie kijk. De laatste tijd zijn het series.
Lees meer

Lijntjes


Ze keek me met een bezorgde blik aan. Of haar jas mij niet in de weg hing. Ik zat tegenover de vrouw, haar jas hing aan mijn raamkant. Ik schudde nee. Haar jas hing mij niet in de weg. Opgelucht vroeg ze de conducteur hoe laat we in Antwerpen zouden aankomen. En nog wat aanvullende vragen die helder maakten dat haar laatste treinreis een tijdje terug was geweest. De conducteur stond haar geduldig maar zakelijk te woord.
Uit haar reiskoffer pakte ze een boek met mandala afbeeldingen. Per maand. Ze sloeg het boek open op Januari. Te vroeg, dacht ik nog. Maar toen viste ze uit haar binnenzak een blikken doosje.
Ze opende het doosje en griste de potloden erin bijeen. Vervolgens bestudeerde ze uitgebreid elk potlood. Uitvoerig. Op sterkte. Na wat een eeuwigheid leek. viste ze er één potlood uit en plaatste die op een specifieke positie in het blikje. Vervolgens studeerde ze op een volgend potlood. Na nog een eeuwigheid ging die ook in de juiste plek in de formatie. Lees meer

Fictie


Mijn kat gromt luid. Ze startte de dag met spinnend mijn gezicht likken. Als ze niet gespind had, gespind gesponnen gespond, had ik wellicht nog getwijfeld of ze wel een kat was. Nu gromt ze naar de voordeur en bekruipt mij de twijfel alsnog.
Lees meer

Lege ramen


Verhaal door René van DensenEr is iets heel oke in dit land van de lach. Ondanks de opmars van de lege winkeramen. Besmeurd met kalkaanslag van de regen, met vervallen gevels, opgesierd door een inmiddels ook aan verval begonnen ‘Te Koop’-bord. Met zo’n langdurige leegstand moeten hier toch (anti-)kraak leuke dingen te regelen zijn, maar enfin. Ik rook mijn sigaret en zie mensen stralend lachend door de regen peddelen. Dan ga ik terug het kroegje in.

Er hangt een stylistische kaart van het Land van de Lach aan de wand. Met eraan een krulstaart. Erboven, aan het plafond, hangen acht jezuskruizen, horizontaal, als vliegtuigen die in formatie ergens heen vliegen. Op de tegenovergestelde wand, alweer een kruis, waar bij nadere inspectie de omhoogreikende armen van de Heer voorzien zijn van een zwaaiend springtouw. Men neemt hier niet zomaar iets serieus, wil het allemaal bij elkaar uitspreken.

Het gelach en nawerkdagse gebabbel kaatst door het lokaal. Een vrolijke boel, hier in het Café Met De Mooie Literaire Naam. Niets mis mee. Ik heb wat moeite om mijn boek te lezen, maar de afleiding is ronduit prettig. Levensverhalen worden druipend van ironie te berde gebracht. Moppen heeft men niet nodig: het leven staat bol van de hilariteit.

Eerzaam en vakkundig brengt de barvrouwe, met ingesleten lachrimpels, de vaste klanten hun bier. Koud, en van een vers vat. En royaal getapt. Geen kinderachtig gedoe hier: als je drinkt, drink je. Roken moet je buiten doen, maar ja, dat is ook maar de wet. Desgevraagd zal over het hele café de mening daar wel over verschillen.

Bij een volgende rookpauze staat er een enorme hond suffig voor zich uit te staren. Te gewend aan de locatie. Ik knuffel hem, hij reageert loom verbaasd. Niet té verbaasd: aandacht krijgt hij blijkbaar vaak genoeg. Zijn bazin heeft werkvolkwallen onder haar ogen, en de groeven die een hard leven aanbrengt. Maar ook hier weer onmiskenbaar: elke lach heeft zijn sporen achtergelaten.

Ik slenter terug naar mijn bushalte, langs de lege ramen. Als ik het geld had, zou ik het wel weten. Hier komt álles goed, zelfs al gaat het niet vanzelf.

Dagpas


Verhaal door René van DensenMijn vriend de jonge schrijver had het me aangeraden. “Je doet er langer over, maar het scheelt zo tyfusveel geld, man. Je bent een dief van je portemonnee als je het niet doet. De tréin, pffff… Daar kun je echt vier keer van met de bus, geloof me.”

Dus daar sta ik, in de Lijnwinkel. Dat ik graag met de bus van Gent naar Tilburg wil reizen.

“Hoe – van ‘Ent naar Tilburg dan nog,” klinkt het ongelovig. “Met de Lijn ?????”
Ik knik vrolijk van ja. Van tevoren heb ik me ingelezen en voorbereid. Drinken, eten en enkele boeken voor onderweg in de tas. Ik weet van verschillende routes de schema’s en overstappen. Ik weet enkel niet wat de reis kost. Vandaar dat ik het even bij de Lijn zelf ga vragen.

Hij kijkt me verbijsterd aan: “Zijde dan niet een beetje laat vertrokken meneer ?”
Een snelle blik mijnerzijds naar de klok. Half twaalf. Láát ? Om honderddertig kilometer af te leggen met Westers openbaar vervoer ? Het is toch potdorie niet een of ander stuk rimboe hier waar eens in de zes dagen de bus komt ?

Ik antwoord stellig dat ik het op internet heb nagezocht, “het duurt maar een uur of vijfeneenhalf.”
De man kijkt naar zijn scherm, naar mij, naar zijn scherm, naar mij. “Pfoei,” blaast hij, alsof ik geblinddoekt ga bungeejumpen aan een parachute in de bergen. Hij kijkt naar buiten, naar zijn scherm, naar mij, “Pfoei,” herhaalt hij.

“Het is wel enkele reis he, ik hoef niet heen en weer,” verduidelijk ik.
“Ha nee, enkele reis, dat begrijp ik,” roept hij spottend. Hij veegt wat denkbeeldig zweet van zijn voorhoofd.

Ik begin me ongemakkelijk te voelen bij deze vertegenwoordiger van het bedrijf waarvan ik tot enkele minuten geleden wel van verwachtte dat die me een relatief eenvoudige tocht, betrouwbaar zou kunnen doen afleggen. Aan wat voor avontuur ging ik mij hier overgeven ? Zou ik gestrand raken tussen velden en boerderijen ? Zouden er piraten zijn onderweg, die op passerende bussen loeren ?

Ik stel me ineens een dagenlange tocht in een gammele bus voor, met bagage en zwartrijders op het dak, langs steile ravijnen over modderige weggetjes vol steenbokkenstront. Waar elke dertien uur één plaspauze voor de passagiers wordt ingelast, en dan hop weer verder. Waarna je vier uur wacht, kilometers van de dichtstbijzijnste woning af, op een bus die in een horizonstofwolk aan komt hobbelen.

Hij zegt, “ik zal u een dagpas verkopen meneer,” op een toon die zowel vaderlijk-beschermend, als ik-zie-geen-andere-mogelijkheid klinkt, “en dan hopen dat u nergens te diep in de shit geraakt,” terwijl hij me mijn dagpas aanreikt.

“Dag he, meneer,” spreekt hij alsof het de laatste woorden zijn die ik nog zal horen, “en laat nog ‘ns weten of het gelukt is.”
Ik stap de Lijnwinkel uit en besluit een treinkaartje te gaan halen. Fuck this shit.