Het Ongrijpbaar Gelukte

Groot bedrag

Weet je wat ik zou doen, mocht ik ineens een groot bedrag winnen ?

Scène: mijn busgenoot kijkt me aan met een vermoeide ohneewatnuweer-blik. De blik is er één van iemand die me duidelijk al een tijd kent.

Ik zou die instrumentenwinkel daar binnen lopen, en dan zo’n ukelele van veertig euro kopen. Dan naar buiten lopen en die op de stoep voor de zaak aan gruzelementen slaan op de kasseien. Vervolgens terug naar binnen lopen en vragen om een nieuwe te kopen. Hoeveel denk je dat ik er zou kunnen kopen voor ze het niet leuk meer vinden ? Ik denk drie.

Scène: rollende ogen en een zucht, schouderophalen. Na een beetje twijfel een gok: vier ?
Lees meer

Koekjesman

Daar komt hij, de koekjesman. De koekjesman heeft nog geen koekjes, maar komt om koekjes. Of koekjesman dus het juiste woord is, is een vraag, maar vragen zijn gedomisticeerde verwondering en soms moet je je niet alles afvragen. Ik noem hem de koekjesman en daar moet je het maar mee doen.

De koekjesman is een groot kind, met schuchtere, verlegen ogen. Hij zegt niks maar geeft een kleinekindjesglimlach terwijl hij op ons terras afschuifelt. Als hij een mooie jonge vrouw ziet, geeft hij haar met een bescheiden knikje een in zilverpapier gewikkelde kauwgom uit zijn pakje. De bardame krijgt sowieso een kauwgom. Los van dat ze jong en beeldschoon is, en een van de redenen dat ik hier zelf graag kom, heeft ze koekjes. Gewoon, speculoos in plastic van bij de koffie. De koekjesman krijgt plastic voor zilver en schuifelt tevreden weg. Of hij het koekje later elders opeet, of dat ook weer aan iemand gaat geven, weten we niet.

Er is vast iets mis met de koekjesman. Dat vinden mensen dan, he. Dat er iets mis is met zo iemand. Die zijn dagen vult met rondschuifelen in de wijk, kauwgom geven aan de schone meisjes, en weglopen met een koekje. Ja, er is beslist iets mis met hem.

Key buddy

Ik kijk verstoord naar de deurmat wanneer ik mijn fiets binnenrijd. Het is bloedwarm buiten, zweet stort zich van alle windloze richtingen mijn lijf af en er ligt een briefje van de postbezorger. Dat ik niet thuis was. Mijn pakketje is drie deuren verderop afgeleverd. Ik verwacht geen pakketje. Geërgerd zet ik mijn fiets in de hal, gooi er mijn rugzak naast, gris het papiertje en loop de deur uit. Dan meteen het pakketje maar ophalen. Ik trek de deur dicht en denk shiiiiiiiiiiii-

Door het raam zie ik de sleutelbos uit het fietsslot bengelen. Daar sta ik dan. De deur is duidelijk in het slot. Er zijn geen grote ramen open waar ik door binnen kan klauteren. Binnen hoor ik de kat miauwen. Ik krab even op het achterhoofd. Gelukkig heb ik een key buddy vlakbij wonen. Ik grabbel mijn gsm uit de broekzak en stuur hem een bericht of hij thuis is. In de ongenadige zon sjok ik naar zijn deur. Sissend verdampt het zweetspoor achter me. Ik vervloek mezelf om dat stomme buitensluiten. Maar goed. We kunnen het oplossen.
Lees meer

Koekjes

Eind elke ochtend staat mijn bejaarde overbuurvrouw met een dikke jas, haar in verse krullen en een verwachtingsvolle blik tegen de verplichte rijrichting in, op haar drempel te wachten. Soms kijkt ze wat naar de lucht, alsof de engelen eerder zullen komen dan haar lift. Uiteindelijk arriveert de auto en helpt steeds dezelfde man haar achterin. Het is nooit een taxi. Iemand draagt persoonlijke zorg. Hartverwarmend. De overbuurvrouw stapt haar drempel af, sluit haar deur, en sjokt richting auto. Ze wordt weggevoerd als een koningin naar wie weet waar, vermoedelijk een consumeerlocatie. Elk tijdperk krijgt de tempel die ze verdient.
Lees meer

Over tot de orde van de dag

En we wisten best dat een beetje langer nog misschien slimmer was. Maar het was verrassend hoe snel veel dingen weer bij het oude waren. Al snel was het thuiswerken in plaats van een frustrerende, onzekere toestand waarin je eigenlijk teveel uren maakt uit schuldgevoel voor een koffiepauze en waar al het contact met collega’s via prutserige videochats liep, een rap romantiserende herinnering. En ontdekten we terug aan onze bureaus dat sommige collega’s elke dag heel luid samen lachen en anderen blijkbaar een gezicht hebben in plaats van een grote letter. Aanvankelijk wezen we de asocialen in de trein nog op het terug opzetten van hun masker maar dat word je ook beu. En elke keer op café moeten verdedigen dat de mondmaskers weliswaar niet meer op MOETEN maar wel MOGEN word je ook zat.
Lees meer

Spannend

Ik doe niets belangrijks. Ik ben geen cruciale werker. Ik werk niet super hard. Ik verdien niet super veel. Mijn CV is niet super imposant. Mijn woorden zijn niet groots of van belang. Ik ben niet groots of van belang. Ik ben ook niet echt een goede vriend. Soms help ik eens iemand met iets, dus een slèchte ben ik ook niet. Zo’n middel-maat zeg maar. Wat meteen mijn weinig uitzonderlijke gevoel voor humor illustreert. Waren we allemaal glanzende prijsbekers, dan zou ik alvast niet uitblinken.
Lees meer

Mogelijk, waarschijnlijk

Mogelijk zijn dit de laatste woorden die ik op dit laptopkeyboard typ. Waarschijnlijk niet. Je weet die dingen echter niet. Alles kan gebeuren. Morgen krijg ik een vaccin waar een piepklein percentage van de mensheid aan stierf wegens bloedproppen. Ik heb geen geschiedenis van bloedproppen maar dat had een groot aantal van hen ook niet. Ook neem ik het openbaar vervoer naar mijn injectie. Dan kan er ook vanalles gebeuren. Twee overstappen, tel uit die kansrekening. Maar waarschijnlijk gebeurt er niks. Mogelijk doet mijn arm zeer. Waarschijnlijk zelfs dat niet. Hoe dan ook, er is een vaccin, ik ben blij, en onder de indruk. Er zijn meer vaccins inmiddels dan vingers aan een hand. Dat is uniek in onze geschiedenis. En ik ben verheugd dat het mijn beurt is.

Maar ja, wat als. Wat schrijf je als er de kans dat dit je laatste woorden zijn, niet nul is ? Dezelfde nonsens als altijd natuurlijk, want elk woord kan je laatste zijn. Het woord appelmoes. Of belastingbrief. Mijn huidige medelanders zullen grappen dat iemand uit mijn geboorteland alvast niet als laatste woord tracteren zou zeggen. Of zelfs typen. Tracteren. Nee, het is niet de laatste. De laatste bestaat niet, ééntje is gééntje.

Heeft zo’n laatste woord betekenis ? Statistisch waarschijnlijk niet. Is je laatste betekenis niet belangrijker ? Mogelijk wel. Waarschijnlijk niet. Intentie ? Doelstelling ? Bedoeling ? Overtuiging ? Onstuimigheid ? Impuls ? Vermoeden ? Overweging ? Dagdroom ? Terugblik ? Afweging ? Overwicht ? Ontwrichting ? Opstandigheid ? Nederzetting ? Muurdecoratie ? Voorjaarskuis ? Banksaldo ? Genegenheid ? Spraakgebrek ? Incasseervermogen ? Incassobalans ? Onderzoek ? Valreep ? Volgzaamheid ? Verzekering ? Zappgedrag ? Gezapigheid ? Zopie ? Zuiptalent ? Zonnebad ? Zompigheid ? Heidvermogen ? Heidgebrek ? Hoofding ? Hartwicht ? Waarschijn ? Morgenstond ? Avondklok ? Mogelijk ?

De tijd door


Vroeger, als kind, zelfs als tiener, ja, toen nog wel. Inmiddels vraag ik me dat echter niet meer af. We weten nu zelf hoe het is, hoe de mensen zijn, hoe de mensheid zich tijdens een pandemie gedraagt. Dus dat zal ongeveer wel hetzelfde zijn geweest tijdens een tulpenbollenwinter, polioplaag of pakwegjarige oorlog.

Om maar te zeggen, dagelijkse beslommernissen, verveling, horkerigheid, maar ook verdwaalde vrolijkheidjes, spelletjes in de lentezon. Discussies dat men vroeger nog wél wist wat fatsoen was of zich wél aan de regels hield of dat alles nooit meer hetzelfde. Samen, met wijdopen ogen naar een sterrenhemel, je afvragen hoe hierna de wereld eruit gaat zien. En hoe het dag-in-dag-uitleven langzaam het besef van de situatie overneemt. Want er moet immers ook dit, en dat. Smeten ze afval op straat ? Deed de jeugd stiekem aan feestjes ? Spraken de ouwe lullen er schande van ?
Lees meer

Die dag, dus

Zo’n ochtend die je afschrijft. Die je gelaten ondergaat want alles maakt je kwaad. Zo’n ochtend dat je denkt, restart en retry after lunch. Zo’n ochtend dat je je beter had verslapen. Zo’n start van de dag dat je enkel botte mensen en technologische ellende op je pad vindt. Zo’n ochtend die in je weg loopt. Zo’n morgen die je liever gisteren had. Zo’n eerste halve dag die je liever van je afschreef in een koddig kort verhaaltje waar andere mensen om moeten lachen uit herkenning. Zo’n morgen dat je je lief niet wil aanspreken omdat je weet dat je iets lelijks of verkeerds gaat zeggen en dan zijn de rapen nog gaarder. Of de peren rijper. Zo’n ochtend dat het verschil tussen die twee uitdrukkingen je geen aubergine meer kan schelen.

Dat je passief-agressieve berichten naar vrienden stuurt. Om stiekem om een knuffel te vragen. Zo’n ochtend dat je denkt, als God deze ook geschapen heeft mocht hij op zich nog eens terug naar zijn blueprint. Dat er niets ècht groot mis gaat maar alles samen toch wel. Dat duizend kleine missingen maken dat je boem, ho, zegt. Dat je je afvraagt of leven de moeite nog is. Dat je je insignificant voelt, zo’n afrondcijfer van de natuurkundelessen vroeger. Die ene annotatie die niemand wil opzoeken want we snappen het wel. Die ochtend.

En je wil boos zijn op iemand maar eigenlijk deed niemand lelijk genoeg. Gewoon nèt lelijk genoeg. Net die halve seconde teveel in je weg. Net die halve nare blik. Net dat wachtwoord dat je wel maar blijkbaar toch niet wist. Net die ene zonreflex op dat raam in je ogen. Net al die andere politici tegen je, na zoveel jaren. Dat je die collega niet verstond maar je het niet redt met schaapachtig lachen. Net die ene flard muziek die je niet aanstond. Je weet welke dag ik bedoel; Die dag, dus. Ja: die dag, dus.

Zielig


Een verzameling schuim aan de linkerwand van het bad reikt met tentakels naar het schuimloos midden. In het midden van dat midden zie ik mijn geslachtsorgaan een beetje deinen en wiegen. Alsof hij slaapt. Het is een slappig dingetje van niks in het badwater.
Het valt me op dat één van de schuimvormen er een beetje uitziet als een hoofd met een heel lange neus. En eronder een open mond. De schuimmmeneer probeert te niezen, lijkt het. De schuimmeneer doet ha – ha – haaaa – ha – ha – haaaa maar er komt niets. Hij blijft maar niesbewegingen maken. Ik vind het een beetje zielig voor de niesmeneer. Maar wat kan ik er aan doen ? Ik kan moeilijk een beetje voor de niesmeneer gaan zitten niezen. Daar is de niesmeneer ook niks mee opgeschoten.
Lees meer