Gratis voorwoord (5)

Verhaal door René van DensenIk wil toch even kwijt dat het een grof onrecht is. Dat een voorwoord in een boek, over het algemeen, geschreven is nadat de rest van het boek al af was. Of toch de tekst. Vaak zelfs de eindredactie. En dan toch staat er zo’n achterafgeschreven woordenreeks voorin het boek. Alsof het daar begint. Alsof dat de eerste woorden waren die geschreven werden.

Nu hoor ik u al zeggen: Maar zelden is een boek volledig van voor tot achter in die volgorde geschreven. En dat klopt. Vrijwel nooit start een schrijver met een perfecte titel, dan een motto, dan de titel van het eerste hoofdstuk en vlammennnnn tot na de epiloog. En zelfs al ging een eerste kladversie zo, dan krijg je het schaven, herschrijven, herschikken. Dit personage kon beter eerder geïntroduceerd worden, deze kan er uit.

In zekere zin is ook dat niet helemaal eerlijk. Ja, je krijgt de hopelijk best verfijnde versie van het boek onder ogen, maar niet de werkelijk geschreven woorden. Of maar een deel, en met zoveel edits dat jij, de lezer notabene, een soort schijnprestatie voorgeschoteld krijgt. Er stond toch maar één naam op de kaft (noot voor de redactie: verander één naar twee of meer mocht dit nodig zijn), hoewel een volledig team er in feite aan meegeprutst heeft. En dan niet in een rappe pitt-stop (noot voor de redactie: spellcheck aub), maar een fucking (noot voor de redactie, is dit toegestaan ?) volledig elftal. En dat zie jij dus niet. Jij ziet bij wijze van spreken de mooie goals, dat wel. De samenvatting, in feite. Maar niet de wedstrijd. Niet de overtredingen, het zweet, bloed, tranen, gele en rode kaarten, vuurwerk op het veld, versprekingen van de verslaggever, de oerblinde scheids (noot voor de redactie, misschien overdrijf ik hier de metafoor wat, schrap maar wat nodig is).

Maar dit voorwoord is wél eerlijk. Want het was geschreven voordat de auteur zelfs maar aan zijn boek was begonnen. Oke, de titel staat hier wél nog voor, dat is onvermijdelijk. Maar al deze woorden waren er vooraf al, zijn historisch eerder geschreven. Hier begon dit boek in feite al. Met mijn woorden, niet die van de auteur. Die mag in de komende pagina’s uitgebreid zijn zegje doen. Heel de rest van dit boek zelfs. Maar eerst even ik. Met woord voor woord hoe dit geschreven is, in die volgorde. Zonder sjoemelen.

Dat is in feite een raar idee, als je erbij stil staat. Wel het resultaat, niet het proces. Je ziet eigenlijk maar een fractie van dit boek. Want dit waren verschillende versies. Schreeuwende discussies over glazen wijn, snippers en proppen in de prullenmand, gefrustreerd op een platdak gesmeten schoenen. (Noot voor de redactie, ik word hier een beetje te prozaïsch, maak er maar wat van, zie maar, ik ben niet enorm aan deze exacte woorden gehecht. Misschien kun je er iets van maken dat beter bij de inhoud van het boek past. Alsof ik van tevoren wist wat erin kwam, zeg maar. Vinden de lezers leuk, zeker als dat op deze manier toeval lijkt). Het is alsof je alleen de kers eet, en niet de hele sorbet. (Noot voor de redactie, dit stuk kan denk ik beter eerder in de tekst, misschien na alinea twee).

Jij, lezer, verdient een eerlijke start van het verhaal. En eerlijker dan deze woorden wordt het niet. Toch niet in dit boek. Maar je krijgt tenminste een eerlijke voorsprong. Dat kunnen de andere boeken in jouw kast niet zeggen. Dit boek wel. Maar hier houdt het ook vrees ik meteen weer op. Zodra je de pagina omslaat, ben je in niemandsland wat dat betreft. Ik heb géén idee hoe vaak het woord, dat volgt, al herschreven is. Srory. Sorrry. Ssorry. Soryr. GVD GVD GVD Sorrr. Sorry.

Gratis voorwoord (4)


Verhaal door René van DensenAan het boek dat u zodirect gaat lezen is een heel verhaal vooráf aan gegaan. Nu heeft u het in uw handen, ja. Dat is het heden. Maar bedenk toch eens wat een traject het heeft afgelegd voor dat zo ver was. Het is geen sinecure.

Iemand is met dit boek van een bepaalde plek naar uw huidige locatie gereisd. Misschien was u het zelf en bent u een van die mensen die nog boeken zelf kopen en mee naar huis nemen. Een tikje ouderwets, maar het kan. Heeft u ook cash betaald ? Ik dacht het wel. Nee, natuurlijk heb ik daar geen mening over, er is hier en daar zeer esthetisch cash geld in de wereld en ik hoop dat het nog lang in circulatie blijft.

Maar naar die locatie moest het ook ergens vandaan komen. En uiteindelijk van een drukker af. Die de woorden die u hierna gaat lezen, maar ook de woorden die u nu leest, heeft zien drogen op dit vel papier. Om daarna zorgvuldig het boek samen te stellen. Daarvóór heeft iemand vanalles ingewikkeld in een apparaat staan in te stellen om precies dit exacte resultaat te verkrijgen.

Daar weer voor zat er een vormgever op te zweten, en nog eerder vond er vermoedelijk een over-en-weer plaats tussen de auteur en een of meerdere redacteurs en proeflezers. Aanpassingen, lange verveelde dagen waarin dat manuscript maar niet af kwam. Om nog te zwijgen van degene die het oorspronkelijke manuscript, die ongepolijste diamant, in handen kreeg en moest beslissen of dit uitgeefbaar was.

En dan die arme auteur. Noeste arbeid. Waar jarenlange studies aan vooraf zijn gegaan. Onder leraren en ouders die zich ongetwijfeld wel eens afvroegen of het nog ooit goed zou komen met dat stukje mens dat maar niet wou deugen in hun ogen. Wat zij op hun beurt weer bij anderen opgeroepen hebben. En die bij anderen ervoor, enzovoort.

En dan die industriële revolutie, die middeleeuwen, die oudheid, al die oermensen die druk aan het evolueren waren. Die muisachtigen die na de komeetinslag hun kans waar zagen. Die eerste vissen op het land. Dat gekrioel in de zee. En die oerknal. Pfff. Ik geef het u maar te doen, zo’n route afleggen voor er eindelijk een lezer en een boek bijeen gebracht zijn.

Het is een wonder dat er zoveel boeken uitgegeven worden. Koop meer boeken. En sta nog eens stil bij de route die ze afgelegd hebben. En nu hop, verderlezen.

Gratis voorwoord (3)


Verhaal door René van DensenSoms zit het hem in die eerste zin, helemaal aan het begin van de tekst, die openingszin die je direct bij de strot grijpt en niet meer loslaat, met stramme handen als een gerevaloriseerd lijk in een griezelprent, en niet enkel je strot maar ook je oogbollen, het klauwt je muurvast aan elk woord, elke lettergreep, je kunt zelfs niet verder lezen, zo krachtig is die zin, je durft zelfs niet verder te lezen want wat als de tweede zin puur stront is, na zo’n goede eerste zin, dat zou een gigantische tegenvaller zijn en je teleurstellen in de schrijver, hoewel, misschien is het de schrijver zijn – of haar, om niet seksistisch te doen, of is dat onderscheid juist seksistisch en moeten we het beroep van schrijver als onzijdig zien en spreken van het schrijver of hoe zit het allemaal tegenwoordig enfin we dwalen af – schuld niet eens, maar van de redacteur, die de opvolgzin misschien wel vermangeld heeft, want ervaring is ook niet alles, soms moet je zo’n schrijver gewoon zijn haar het zin laten doen, het gang laten gaan, vertrouwen dat alles goed komt, er worden immers al zo veel domme dingen in de wereld gezegd om nog niet te spreken van de slechte muziek die er gemaakt wordt maar enfin we dwalen af, dat zelfs één goede openingszin eigenlijk al heel wat is, knap hoor, en hoe oud is het schrijver eigenlijk, zo jong nog en dan al zo’n impressionante zin schrijven, daar gaan we nog veel van horen of nja lezen natuurlijk, dat ligt tenminste wel in de lijn der verwachting, al is dat ook meteen oneerlijk naar zo’n schrijver toe, die heeft immers al met die ene zin meer gepresteerd dan menig ander mens in heel zijn of haar of het leven zal doen, schrijf verdomme maar eens zo’n zin, toe maar, ik wacht wel, nee lukt niet he, dat valt tegen, je denkt veel te snel dat kan mijn neefje ook, maar doe het maar eens, een zin die zo prachtig is in al zijn eenvoud, in zijn bondigheid, die gewoon geen woord meer nodig had dan hij gebruikte, waar je geen naklank vanaf kunt poetsen, zo’n zin die gewoon áf is, die je in enkele rake woorden direct het boek in zuigt, kolkt bijna, je wil nog even naar de realiteit klauwen maar het is te laat, bij de eerste woorden wist je eigenlijk al, ik ben verloren, we moeten door dit ganse boek heen, door enkel die ene zin waarmee het start zit je vast, gevangen, is je lot besloten, dat is pas de kracht van zo’n zin, en dat is weinig zinnen gegeven, maar heel af en toe, heel soms, heb je zo’n zin uit duizenden dus, waarvan je eigenlijk niet wil dat hij eindigt, elke lettergreep op je tong proevend, als een geliefde in een verdwaalde zomernacht die zoet uit de hand loopt en waar je van weet dat bij het ontwaken deze spoorloos verdwenen zal zijn, zo’n zin waar je gewoon geen punt achter wil zien staan, ja heus, zo heel af en toe zit het hem in die eerste zin. Soms ook niet.

Gratis voorwoord (2)


Verhaal door René van DensenHet eerste wat ik deed, was het trots op café gaan vertellen. Aan iedereen die het maar wou horen. Nee, dat is niet helemaal waar. Eerste dat ik deed was mijn broek ophijsen. Want de uitgever had me gebeld toen ik net van de wc kwam. Ja, ik vind wel dat we eerlijk tegen elkaar moeten blijven. Zo ging het. Maar daarná, linea recta naar het café om het nieuws te delen.

Ongeloof he, dat allereerst. Een heleboel jaja, het zal wel. Drink je pint en zwijg, stoefer. Natuurlijk hebben ze jou daarvoor gebeld. Wie anders. Wacht, meen je dat nu ? Tja en wat kon ik laten zien aan hen. Een nummer. Dat me gebeld had. Een cijferreeks. Zegt zo lekker veel. Ik twijfelde nog even. Zal ik het nummer quasi nonchalant terugbellen en het gesprek op speaker zetten ? Maar het was erg rumoerig op café. Voetbal. Belangrijke match. Dat komt niet echt professioneel over.

Eigenlijk komt het sowieso niet professioneel over dat ik eerst mijn broek moest ophijsen en daarna me laveloos gezopen heb in een café. Als allereerste reactie op dat telefoontje. Nu ik die eerste alinea’s lees schaam ik me direct. Wat doe je, René. Dat schrijf je toch niet. Denk je dat de grote voorwoordschrijvers van weleer zoiets er zomaar uitflapten ? Je rammelt er weer zonder filter maar uit hoe het gegaan is, zonder erover na te denken.

Ja, in feite is het wel jammer. Dit boek verdient beter dan dergelijke bullshit. Nu heb ik spijt als haren op mijn hoofd van hoe ik dit voorwoord begonnen ben. Sta ik daar, pintjes te hakken in de kroeg, half naast het urinoir te zeiken, druppels op mijn schoenen, meelallend met een willekeurig muzieknummer dat uit de elektronische jukebox jammert. Omringd door mensen die in feite al onder de indruk waren geweest als ik het voorwoord voor een jaarverslag had mogen schrijven. Laat staan voor een boek als dit. Het is een spijtige start, maar we zijn wel vertrokken en we gaan het hiermee moeten doen.

Ik denk nu ook aan mijn moeder. Ze is zo trots op alles wat haar oudste zoon doet. Dus ook dit boek gaat ze kopen. Dat weet ik nu al zeker. Of ze het gaat lezen weet ik niet. Minstens het voorwoord. Want dat heeft haar lieve zoon geschreven he. En dat kan hij zo goed. Het komt vervolgens in de kast. Tussen de andere boeken. Ik weet eigenlijk niet goed of ze zelf ook boeken koopt. En leest. Ze heeft alles waar ik in sta. Op een rijtje. Dat wel. En dan nu ook dit boek. Waarin ik me op de eerste pagina’s strontlazarus zuip en op een wc-vloer plas. Ik denk niet dat de bridge-club het te lezen zal krijgen. Maar misschien lacht ze er heel even, stilletjes om. Dat haar oudste zo’n maf voorwoord schreef bij notabene zo’n goed boek. Dat kan ook alleen hij he.

Ja, daarom doe ik het dus. Voor mijn moeder. Voor alle moeders. Ze zijn trots op ons. Dat weet ik zeker. De moeder van de auteur van dit boek is ook trots. Su. Per. Trots. Op zo’n gigantisch goed boek. Op zo’n mooie uitgave. En vooruit, zelfs op dat voorwoord. Al had dat voor haar wellicht niet gehoeven. Zo’n dom stuk over in je broek plassen middenin een smerige kroeg met plakkerige vloer. Bah bah. Heeft die schrijver van dat voorwoord wellicht geen moeder ? Schaamt die zich niet ? Nee, die schaamt zich niet. Die is trots. En schrijft dit voorwoord onverstoord verder. Soms moet je gewoon, woord voor woord, die afgrond in waar je op afschrijft.

Maar vooral, mensen, wat een eer. Wat. Een. Eer. Dat ik bij een boek als dit het voorwoord mocht schrijven. Daar word je even stil van. Ik heb er écht geen woorden voor.

Gratis voorwoord (1)


Verhaal door René van DensenZo af en toe kan ik dat niet laten, door een boekwinkel dwalen en de kaften strelen. Ik stel me daarbij voor dat een camera mij volgt. Met messcherpe focus op mijn vingers, de miniemste huidlijntjes en oneffenheden cinematisch in beeld, de winkel onscherp in een pastelkleurige achtergrond. Al die veelkleurige kaften versmolten met elkaar in bonte vlekken.

Alleen dát beeld al. Eindelijk al dat kleurgeweld verzacht, onschadelijk gemaakt. Wie ooit een burn-out heeft gehad, weet hoe luid de visuele schreeuwen kunnen zijn. Als je geen filter meer hebt. En alles rechtstreeks op je netvlies, in je kop belandt. Vormgevers mogen zich daar best wat meer bewust van zijn. Boekverkopers trouwens ook. Wat is er mis met de boeken op kleur ordenen ? Het boek dat we zoeken, vinden, lukt toch zelden of nooit. Bijna altijd moet je alsnog even schuchter een medewerker benaderen met je storende en ongetwijfeld domme vraag.

Maar terug naar die vingertoppen en die kaften. Natuurlijk van de liggende boeken, op die vierkante tafels. Want deze boeken verdienen extra aandacht. Ze zijn op het moment extra geliefd. Deze boeken zijn populair. Ze zijn in TV-programma’s besproken, als er nog TV-programma’s bestaan die boeken bespreken. Als er nog TV-programma’s bestaan. Dan zijn deze boeken aan bod gekomen. Ik weet dat niet want ik kijk enkel kattenfilmpjes op Youtube. Maar mijn vingertoppen zijn zich ervan bewust. Dat ze in hooggeplaatst gezelschap zijn. Deze boeken, daar kun je mee thuiskomen.

Deze kaften zijn ook waarschijnlijk al duizend keer gestreeld. Door mensen die in neuzen peuteren of die net de luier van hun kind hebben verschoond of die de deurklink van een viruskliniek hebben vastgepakt. Maar daar denk ik niet aan, interesseert me ook niet. Dood gaan we toch een keer. Nee, mijn aandacht gaat naar deze kaften. Intens laat ik de ribbels van mijn vingerafdruk de structuur verkennen. Gouden letters blief ik trouwens niet. Een zeer kunstmatig gevoel, als versmolten stickers. Als ik het op tijd zie, streel ik die kaft niet.

En dan stoppen mijn vingers en stopt de camera. Want. Dit is het. Was dit het echt ? Ja, ja dit is het. Dit is dit boek. Je voelt een schok, ongeloof, in mijn verstarde vingerkootjes. Want waow. Dat dit boek hier ligt. Tussen al die andere boeken. En dat die andere boeken zich van niets bewust zijn. Het ligt hier. Gewoon. Alsof het gewoon is. Dat het hier ligt. Dit, dit, dit boek. Zo’n moment dat je even om je heen kijkt, want dit boek kan toch niet in zomaar een boekwinkel liggen ? Een boek als dit, dat hoor je smekend te moeten bestellen, en dan maandenlang dagelijks met de winkel bellen of hij al binnen is. Misschien komende woensdag, meneer. Maar nee. Het ligt hier echt, gewoon, zomaar. Ik kan het pákken. Openen. Inzien. Kópen. Het voelt als iets dat illegaal zou moeten zijn.

Stiekem en voorzichtig openen mijn vingers het boek. Niet te ver. Voorzichtig met de rug. Niet beschadigen. Wie weet wordt er iemand gigantisch boos. Teder sla ik de bladzijde om. En daar is het hoor. Het voorwoord. Dit voorwoord. Het juiste voorwoord voor dit boek. Dat bent u vast met me eens. Een boek als dit, verdient zo’n voorwoord. Het is maar goed dat de uitgever het heeft toegevoegd. Ja, dit voorwoord, dit is het. De kers op de taart. Dit voorwoord maakt het boek echt af.

Even later sta ik bij de kassa. Boek in mijn handen geklemd, als een schat, ook al is het nog niet voor mij. Ik kan haast niet wachten om het voorwoord nóg een keer te lezen.