ODE AAN MIJN BORSTHAAR
Bezie nu toch die fiere krullen,
Kijk nu naar die lijn omlaag,
Dat frêle bos met kriebelhaartjes,
Zie nu toch die liefdeshaag.
Streel het gerust met je vingers,
woel de vingertoppen er doorheen,
Ruik die musky mannenluchten,
Door die haren daar bijeen.
Van de tedere timide tepelkrullen,
Tot de warme chaos van het bos,
Is dat borsthaar volledig uniek,
Bij iedere man weer andere mannenmos.
De een heeft tropische regenwouden,
De ander bescheiden gemeentelijk groen,
Maar altijd is het puur van hem,
En kan en wil hij daar niets aan doen.
Dus neen lieve schat, ik scheer het niet.
Het scheermes laat mijn borst met rust.
Je kunt dat best heel prachtig vinden,
En op blote borsthuid zijn belust
Kom niet aan met puppy oogjes,
Getuitte lipjes of ander vuil spel,
Ik ben een mán, met voet bij stuk,
Ik speel niet mee met heel dat spel.
Mijn balhaar heb ik al eens gesnoeid,
Ook mijn manen zagen menige schaar,
Maar aan mijn borsthaar kom je niet,
Dat is van MIJ en daarmee KLAAR.
Wat zeg je ?
Ah ? Dan zijn jouw borsten ook van jou ?
Ah. Tsja.
Dillemma.
Tijdens de lockdown leest dichter René van Densen elke dag een gedicht voor uit zijn dichtbundels. In navolging van Gert Vanlerberghe’s Balkonnenvrees heeft hij deze reeks Keukenvrees gedoopt. Op deze manier kunnen blinden en slechtzienden ook wat van zijn poëzie meekrijgen en hebben het bijkomende voordeel dat ze René zelf niet kunnen zien. De bofferds.