Wat de leugenaar vraagt
Beloof me,
me niets te beloven
Geloof me,
mij niet te geloven
Vertrouw me,
mij niet te vertrouwen
Onthou gewoon
me af en toe vast te houden.
Beloof me,
me niets te beloven
Geloof me,
mij niet te geloven
Vertrouw me,
mij niet te vertrouwen
Onthou gewoon
me af en toe vast te houden.
Ver na ons einde
Zie ik het pas in
Jij zit vol eindes
Maar kent geen begin
Stort je halverwege
Ergens in of uit
Weer door naar andere wegen
De paden fluitend uit
Je hebt een halve notie
Van wie of wat je bent
Maar maakt je uit de voeten
Voor je de ander kent
Dus ga jouw eigen weg maar
Volg jouw eigen spoor
Ik hoop dat je jezelf vindt,
Lieve trein, rijd maar weer door
De haan wil er
nog niet naar kraaien
Maar ze staan er:
Op naar de haaien
Op het perron
Verduurt nog het langs
Die dagelijkse
Drommende aanvangst
Bij de eerste
Stralen van de trein
Sluit het net zich
En maakt men zich klein
De morgenstond,
Die heeft nu wel de grip
Maar de avond
Geeft u uw ontglip
Een lollige Limerick uit mijn pen
Dacht ineens, hey ik denk, dus ik ben
Het is zelfs zo dat ik rijm
Fijn geen haiku te zijn
Van het idee alleen al werd hij zen
Nee, er is geen breuk
Valt amper iets te breken
Ook geen verzakking
Het is allang bezweken
Elke plastic poging rolde
Pardoes van mijn overdakking
Al je mooie woorden
Zaten in een wegwerpverpakking
Een ampere schim schampt
Een vervagend beeld van wat was
Een verslagschaduw, een uitknip
Alsof het niet zo is, was
Een schampere schim krampt
Een onscherp hiaat, een rukweg
Een uitscheur, een destillaat
Het ontontbreekt en is weg.
Een gebroken hak
Een gescheurde zak
Een tand, een drol,
Een hoopje mol
Een verloren wiel,
Een gebroken hiel
Een blik, een fles
Een harde les
Te hoge rand
Te brede plant
Het is echt te kwaad
Je loopt beter op straat
En okee, al is de kleur
niet onaardig…
Deze stoep is haar naam
niet trottoirdig.
Duister vang de dag aan
Duister sluit hij af
Daartussen heerst het licht
Het terrein is te rein, er
smoezelt moeten in wat mag
en oor delende blikken
Maar hoe duister ook
de lichtdag is
Erachter schijnt het duister
Het oordeelt niet, het
omhelst je stil
Ik kluister het duister.
Een domme dompelpompier uit Dworp
verhuisde laatst naar Lot
Een creatieve zet, want hij
had zichzelf ont-dworpen begot
Wilde gij naar job of kroeg ?
Boer doet daarmee zijn gevoeg
Wat u wil, tja, dat is sneu
Want boer is nu de burger beu
Het maakt nu niets uit wat u wil
Houdt uw muile, blijf maar stil
Plat gezegd ligt alles plat
Ganse stad ligt op zijn gat
Keert maar om, ja, ga naar huis
De boer die heeft u bij uw kruis
Trakt’or plan maar, boer gaat voor
Uw belang krijgt geen gehoor
Maar wee wie voor ‘t klimaat gaat staan:
Klop erop, in de cel, laat vergaan !
Dus wie de toekomst nog iets bomt….
’tis Best dat je per traktor komt.