Inbox (2)


Verhaal door René van DensenIn de straten zwalmt de geur van opgedroogd riool. Een man met reusachtig dikke tong stopt met zijn fiets en vraagt of ik een flesje cola heb. De vraag is zo specifiek dat ik verrast nee antwoord, me pas daarna bedenkend dat de bidon water in mijn rugzak nog twee slokken bevat. Maar ik koester de twee slokken, ik moet nog een eindje en wil onderweg niet verschrompelen tot een krent.

Het water staat op rantsoen. Plots versterkt de geur van niet doorgespoelde riolering de wildgeplaste urine die, veilig van wegspoelende regendruppels, ambitieus zijn aroma verspreidt. Zijn ? Urine is toch hopelijk wel mannelijk ? Ik denk aan haar. Niet aan harén, die van mij bungelen plakkerig en vettig langs mijn hoofd en weinig overige kapsels op straat ontsnappen hetzelfde lot. Misschien valt het mee hoe ik ruik wanneer ik aankom waar ik per se door dit helse weer naartoe moet. Deodorant volente.

In de schaduw bel ik even met de literatuur. Overlegje. De literatuur kan dan wel eisen dat ik zomaar mijn relatie afbreek, maar zelf vind ik het helemaal niet zo oke. Had ik me natuurlijk eerder kunnen bedenken, zegt de literatuur. De literatuur zegt dat zij eerst was, de vriendin pas later. Of ik, kortom, anders maar gewoon een keus maak. De literatuur of mijn vriendin. De timing van dit gesprek is lastig. Ik ben knorrig. Dit weer en ik zijn niet voor elkaar geschapen.

Verderop zit een groep buitenlandse expats. Er zit onvermijdelijk een gitaarautist bij. Terwijl de rest praat en drinkt en lol probeert te hebben, zit de aandachttrekker – uiteraard een met wilde mediterrane krullen die ongewassen bungelend dansen bij zijn theatrale snaargeroffel – met zijn hoofd te schudden en goedkeuring af te dwingen. De praters proberen hem te overstemmen, maar zijn klankkast geeft geen decibel toe.

Er zit een knaap in het groepje met een trommel aan zijn voeten. Altijd hetzelfde. Als er zo’n akoestische snaarmongool bij zit, moet de trommelaar wijken. Vermoedelijk heeft hij het eventjes geprobeerd. Meetrommelen. Dat de gitaarautist natuurlijk bewust met ritme ging afwijken om de trommelaar te ontmoedigen. Nu zit de trommelaar een sigaret te rollen. Geïrriteerd. De gitaarautist monopoliseert het muziekmaken.

De literatuur roept vanalles in mijn oor. Ik hang op. Blijf nog even in de schaduw zitten. Ik hoop zo dat de wereld binnenkort weer ophoudt met schreeuwen.

Morgenavond: Probeersel Wordt Volwassen

Probeersel Wordt Volwassen - de verzamelboxenNaar het schijnt gaat het niet lekker met de Grieken. Ze zitten massaal zonder geld, vertelt het nieuws. Ik begrijp dat u zich wellicht solidair wil opstellen met hen. Daarom offer ik mezelf morgenavond, vanaf 19u, in Tilburg, op om u daarbij te helpen. Ik neem met alle liefde van de wereld uw geld aan, zodat u, solidair met de Grieken, zonder geld zit. En daar krijgt u dan ook nog eens, echt heus waar, mooie verzamelboxen met elk vijf boeken erin voor.

Alle gekheid op een stokje: Morgenavond is natuurlijk de presentatie van de vervolledigde Probeersel-reeks. Ruim een jaar na het verschijnen van deel 1 verschijnt die avond het vijfde en laatste boek. En de verzamelbox (handgemaakt !), gratis voor eenieder die de hele reeks compleet heeft. Ik kan u verzekeren: het is, al bij al, een flinke baksteen. U bent dan ook van harte allen uitgenodigd om dit morgenavond met mij en andere fans en vrienden te komen vieren.

Waarom per se morgenavond ? Het is een prachtig toeval, maar die vrijdag is het exact 18 jaar geleden dat ik het eerste plaatje van deel 1 op papier zette. Daar is niets van gelogen, het is écht 18 jaar geleden. Simpelweg: Probeersel Wordt Volwassen ! Hij mag stemmen, autorijden, vanalles. Alleen niet met stieren werken, dat mag je in dit land pas vanaf je 19e.

Kom dus massaal opduiken bij Kaffee Buitenbeentje in Tilburg, om 19:00 uur. We hebben poëzie van mijzelf en Turnhoutse ex-stadsdichter Wim Paeshuyse, muziek van Elco Wareman en verschillende verrassingsoptredens. Ook wordt de eerste verzamelbox uitgereikt. Alles bij elkaar verwacht ik dat het programma leuk is en niet lang duurt. Het wordt dus niet laat. Pas daarna: ze hebben er immers ook bier.

Inbox (1)


Verhaal door René van DensenOp het heetst van de dag klinkt er een ploepk uit de laptopspeaker. En daar staat het dan. Inbox (1). Ik besluit het te negeren. Zo goed het gaat concentreer ik me op wat ik aan het doen was. Ventilator een standje harder.

Maar mijn oog blijft terugdwalen. Wat ik ook probeer, zelfs de zinnen uit de tekst die ik door probeer te werken één voor één hardop in mijn kop uitspreken, steeds weer lonkt de Inbox (1). Met een zucht klik ik er op.

Mailtje van een collega schrijver. Boze onderwerpregel. Hoofdletters. Dat begint niet goed. Uitroeptekens zelfs. Met wat verdwaalde 1-en erin. Ik vraag me even af of ik hem wel moet lezen. Toch bizar, probeert mijn hoofd de situatie te relativeren.

Als er een brief op de mat ligt, loop ik er gerust twintig keer voorbij. Zeker als de envelop een minder prettige zaken voorspellende uitstraling heeft. Rekeningen. Belastingen. Reclame. Zelden valt er eigenlijk iets anders op de mat. Dus als ik Deurmat (1) zou doorkrijgen, zou ik die plompweg negeren. En zeker als ik al ongeveer kan zien dat het geen goed nieuws is.

Ik klik de Inbox (1) van de bevriende schrijver toch open. Ik ben een digitaal kind. Hij is lang van stof. Met mijn kin op mijn vuist lees ik zijn woorden. Dat hij lang heeft geduld dat ik in staccato zinnen schrijf. Zoals hij. Doet. Al lang. Al twee boeken vol. Met zulke zinnen. Geschreven en gepubliceerd. Hij heeft een punt. Beetje. Toch wel. Enfin.

Dat ik nu een vriendin heb. Dat lijkt het euvel. Hij heeft ook een vriendin. Ik schrijf sinds kort over mijn sinds kort vriendin. Hij schrijft al lang over zijn al lang vriendin. Plagiaat. Kort gezegd. Door hem. Plagiateur. Ik. Sommatie. Per direct. Stop. Ophouden. Stop. Kappen. Stop. In naam van de literatuur. Nederlands taalgebied te klein voor twee. Zegt hij. Stop. Zegt hij.

Daar zit je dan, als je mij bent. Ik krab even op mijn achterhoofd. Dan pak ik mijn mobiele telefoon. Ik ben een digitaal kind. Recente nummers. Allemaal mijn vriendin. Ik luister terwijl de telefoon een signaal geeft dat hij belt. Ze neemt op met een verwonderd: “Hallo ?”

Ik leg de situatie maar zo goed mogelijk uit. Dat het niet aan haar ligt. Ook niet aan mij. Dat het de schuld is van de literatuur. Er hangt een ijzig ongelovige stilte op de lijn. Even vraag ik me af of mijn bereik wel goed is. Kijken naar de streepjes. Nee, dat zit wel goed. Ik luister nog eens. Dan hoor ik zacht snikken. En dan niks. Ik kijk. Verbroken. Maar wel vijf blokjes. Dus opgehangen.

Ik zit me even af te vragen wat nu. Dan schrijf ik dit verhaal. Ik geef er als titel aan: Inbox (1). Mensen die het openen maar ondertussen iets in een andere tab proberen te lezen, klikken telkens terug. Ze worden er gek van. En het is een vrij lang verhaal voor mijn doen. Boos klimmen ze in de digitale pen en schrijven me haatmails.

Ik lees gelaten elke mail. Dan zit er plots weer een van de schrijfvriend tussen. Hij zegt dat ik niet op zijn eerdere mail moet letten. Zijn vriendin was geïrriteerd door het weer. Daardoor was hij geïrriteerd en ik de klos. Ik klik mijn hele mailbox dicht en staar naar mijn telefoon. Daar zit je dan, mompel ik. Met je literatuur.