februari 2025

Tot in de kleinigheid

Ik wil met iemand krimpen
Big Bang maar andersom
Tot ik amper nog kan schimpen
Een omgeplofte bom

Ik hels jou om je alles
En jij mij om mijn iets
We helzen ons te pletter
Tot bijna, bijna niets

We knallen ons dan mini
Want samen staan we klein
Het is toch kleinoodzakelijk
Nooit al te groot te zijn.

Harten anker

‘kdorst niet te zwemmen
in de oceaan, niet dat ik
denk dat dat niet zou gaan
maar dat idee is zo groot

liever dobberen thuis
waar de stenen me helzen,
en rode neuzen wachten
waar men gulzig glas vergoot

waar ons leven wordt bezongen
door, leeft die nog, ‘kheb geen idee
nog niet op tafel, in ons kielzog
nog één rondje voor de boot

Hartenacht

Hartenacht lachtzacht dachtwacht
weggeleg gezegzegzeg
machtekracht verwacht bedacht
beleg de nacht nog niet

Hoogtenoog boogloog hoogtoog
zichterig zich zag te zig
drankbedank stankrank klankbank
bezocht bewogen lied

Vingerving wringzing hingring
bontgegrond stondwond verstond
klaarbedaar vaarwelgebaar
baart de nacht zich rond

Heelal enal getalgeval
bestraft onaf bijaf
een nieuwe hartenacht lachtzacht
sekwensiet zich de kont